lijst van werken
vorige bladzijde



276 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde ‘nieuwigheden’ geen de minste aanleiding bestond. De botsingen lagen aan alle kanten voor het grijpen, ja, alles lag als het ware klaar om het normale conflict tussen de scheppende mens en de niet-scheppende medemens hier uitersten van spanning en een excessieve scherpte te doen bereiken. Juist omdat het hier dat singuliere conflict moest worden tussen de scheppende priester en de niet-scheppende medepriester op het terrein van het religieuze. Nergens toch stelt zich deze problematiek scherper. Nergens toch bezitten de waarheden, door de collectiviteit ener meerderheid verdedigd, absoluter geldigheid, zijnde zekerheden onaantastbaarder, heeft men meer het vanzelfsprekende bewustzijn met zijn waarheden al de eeuwen der waarheid op zijn hand te hebben, deze te vertegenwoordigen en te verdedigen. Nergens schokt de uitzondering dieper en oprechter, nergens schijnt de inbreuk ontoelaatbaarder en redelozer, nergens is het verweer ertegen dwingender plicht. – Het signaleren van deze reactie bedoelt niet een blaam te werpen op hen die hier de tegenpartij zouden worden, allerminst, want gelijk gezegd: dit conflict is met de natuur van de mens gegeven: zijn oorsprong ligt jenseits von Gut und Böse; vervolgens behoort de speciale nuance welke Gezelle vertegenwoordigde – een scheppende en dermate geniale persoonlijkheid te zijn op het gebied van het religieuze – evenals de geniale heiligheid tot de minst voorkomende uitzonderingen; en tenslotte is het verschijnen van de scheppende mens (evenals van de heilige) steeds een der zwaarste beproevingen, een der moeilijkste, zuiver te verwerken opgaven waarvoor de niet-scheppende mens gesteld wordt. Er is nu eenmaal geen enkele genade, die de natuur ‘opheft’, d.w.z.: er is geen enkele genade die dit met de natuur van de mens gegeven tragische conflict kan voorkomen of uit de wereld helpen, die de niet-scheppende mens in staat stelt de scheppende dadelijk of volledig te verstaan en diens verantwoordingen tot de zijne te maken. Verstond de eerste de laatste, hij hield immers op hetzelfde moment op niet-scheppend te zijn. Nietzsche had dan ook stellig ongelijk toen hij schreef: ‘Man soll es dem Christentum nie vergeben, dass es solche Menschen wie Pascal zu Grunde gerichtet hat’ (hetgeen overigens met Gezelle niet gebeurd is; men kan zelfs niet zeggen, dat een dergelijke wil ooit ernstig aanwezig is geweest). Ik geloof dat Berdjajew aanmerkelijk dichter dan Nietzsche de waarheid benadert als hij schrijft: ‘Het kerkelijk bewustzijn waarborgde een innerlijke volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-10-2014