lijst van werken
vorige bladzijde



250 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde heel die lamentabele zeel gelegenheidsversjes voor Alijs en Albertijntje en Laura en Michiel en hoe ze meer mogen heten, - kortom, dat heel die gelikte versjesmakerij op godsdienstige grondslag niets met de kern, de bewogen en diepzinnige ernst van Gezelle’s vroomheid uitstaande heeft. Waarlijk, in die gedichten loopt Gezelle religieus en pantoufles, en bijna zei ik: op slaapsokken.
   Doch keren we terug naar de Gezelle die zichzelf werd, wiens goedheid de gestalte was van zijn persoonlijke waarheid. volgende bladzijde

a. Het jaar van ontstaan van dit gedicht staat niet vast; het zou mij echter niet verwonderen als zou blijken dat dit gedicht aanmerkelijk vroeger gedateerd moet worden dan 1891.

b. Ik noem: Hebt gij nog geluisterd, Nachtegale Schuifelare,o Heerlijk Hand gedaad, Eiergoed zijn ze altemale, o Machtig voorgeslacht, Jordane van mijn hert, o Wilde en onvervalschte pracht, De navond komt zoo stil, Vol naalden vliegt de lucht, Alleene, uit aller oogen, o Gij dikke, welgekleede, welgevoede, etc.

c. Vgl. p. 144. Dit gedicht is uiterst belangrijk voor Gezelle’s visie.

d. Dc consequenties hiervan zijn overigens niet zo simpel, en waarlijk niet alleen omdat de doden zich niet als doden laten afschepen.

e. Vgl. p. 39.

f. Deze zelfzucht, deze ‘Introzeption’ sluit overigens allerminst ‘Fremdzwecke’ uit; men kan niet volledig zichzelf worden zonder zichzelf voor anderen - of voor wat voor een gemeenschap goed is - in te zetten, zoals men omgekeerd niet het beste van zichzelf aan anderen kan doorgeven zonder het streven zichzelf tot hoogste zelfontplooiing te brengen.



























volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 22-12-2009