lijst van werken
vorige bladzijde



D E   N I E U W E   M E N S 249

vorige bladzijde voor hem. En niet het minst zijn nederig en heilig priesterleven - wij komen hierover nog te spreken - heeft dit tot de laatste dag van zijn leven bewezen. Maar al die kerkelijke geestdriften van voorheen, evenals al het andere dat hij in zijn jeugd zo bitter ernstig had genomen, dat zo centraal was geweest en zo verterend was doorleefd, dat alles raakte zijn diepste ontroeringsleven niet meer en raakte toen ook zijn schoonste dichterschap niet meer. Daar waar hij léefde, en waar toen ook zijn schoonste en practisch vrijwel alle latere gedichten ontstonden, leefde hij elders, ver, zeer ver verwijderd van wat zijn jeugd had verblijd, en eindeloos ver van alle vlot bereikbare ‘vervoeringen’. Al die thema’s van voorheen, hij dicht er soms nog wel óver, hij dicht er niet meer uit. Hij dicht erover aan de oppervlakte van zijn wezen, dat andere, verder, ook nabijer werkelijkheden leeft en schouwt. Het is nog maar een zeer enkele maal dat hij in de wereld van die thema's een waarlijk ontroerde is. Het behoort tot de zeldzame uitzonderingen dat hij, zoals in 1887, nog een gedicht schrijft met - schier middeleeuws vrome - strofen als:

Geboren is de stengel van dat blommeken,
op heden, in wiens al te zuiver kommeken
    de dauw eens uit den hemel is gestremd,
    de perel die onz’ schulden heeft gedempt.

Geboren is dat bietjen overzoetelijk,
dat honing droeg en bate in ’t onuitboetelijk
    gekwets, dat, door den vijand eens gestraald,
    door Jesus wierd gebeterd en betaald...

en eigenlijk zijn deze beide strofen nog een uitzondering in het gedicht waaruit ze werden aangehaald. In ieder geval is men genoopt vast te stellen (en men hóort dit reeds bij de eerste klanken; ze klinken niet dóor en het loopt en rijmt allemaal te vlotjes van zijn begin naar zijn eind), dat nagenoeg al de gedichten waarin hij vroegere accenten herneemt of op de bekender en gebruikelijker godsdienstige motieven voortborduurt - ik noemde onbehagelijk-kinderlijke jubilaties van Zege, zege, laat ons zingen uit 1890, of het gemoedelijk-vroom docerende schouderklopje uit 1885 Wanneer het lichaam rust geniet, of het dichterlijk gootwater van volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 17-07-2009