lijst van werken
vorige bladzijde



244 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde edelmoedigheid van zijn minzaam en menslievend hart; en met haar vierde hij de geheimen en genaden van zijn geloof.
10. (doch dit is geen achtergrond, maar het al ’t voorgaande omvattende :) het Geloof. Met geheel de hierboven geschetste orde-eenheid bevond hij zich binnen de wereld van het Geloof; - zoals de aarde binnen de stilte van het heelal. Ik wil zeggen: gans deze orde-eenheid was voor hem als grondslag van het goede leven geen onafwijsbaar bewijsbare waarheid, maar een wereld van Geloof in de meest volstrekte zin. Ondanks alle ‘zekerheden’ geen stellig-heid, maar het planetair zweven van een hemellichaam door een ruimte, even grondeloos als het heelal, even grondeloos tenslotte als God. Dit is het geheel unieke van zijn unieke orde-eenheid: het durend en deemoedig bewustzijn, zich ermede te bevinden in het grondeloos heelal van het Geloof. Ondanks alle innerlijk overtuigd zijn wist hij als een der weinigen wat de act van geloven aan nacht inhoudt, doch tevens: dat het geloven tot de natuur, de orde van de mens behoort, en slechts gelovend de mens mens kan worden. Zonder het Geloof slingert de mens uit zijn natuur terug in het niets, zoals een planeet die haar baan d.i. haar orde verlaat uit haar natuur in het niets wegstort en niets wordt. Maar ook dit is waar: ‘Zonder de vooronderstelling van een oereenheid is religie niet mogelijk. Noch het religieus verlangen noch het geloof kunnen bestaan, wanneer er niet is de herinnering aan, het verlangen naar het besloten zijn in de hand van God’. [21] In de stilte van de ‘altijd Ongedaagde’ was Gezelle’s geloof het geloof aan een Algoede Vader, een God van liefde. Deze religieuze oergesteldheid was bij Gezelle diepste persoonlijke verworvenheid en ‘Erlebnis’ geworden door de scheppende realiteit van alle geschapenheden.

Tot zover dan de innerlijke orde-eenheid die het aanzijn gaf aan de nieuwe mens. Er is veel veranderd, niet alleen rijker en ruimer doch ook grondig anders geworden. Het hele beeld van de innerlijke mens is gewijzigd. Zijn poëzie laat geen andere conclusie toe: Christus en de Kerk zijn niet meer haar diepste bezieling, ja, zij zijn nauwelijks meer aanwezigheid in haar. Wanneer het drama van de tweede periode ter sprake komt, zal ik de functie van Christus en deze gekruisigd in Gezelle’s tweede periode nader omschrijven; hier zij volstaan met een meer algemene karakteristiek van de fundamentele verandering welke volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 17-07-2009