lijst van werken
vorige bladzijde



240 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde (Les Mouches). De menselijke persoonlijkheid kan niet anders dan daartegen met zijn gehele persoonlijkheid, juist daarmede!, revolteren. ‘De eigenlijke waarde van de mens is niet soortelijk of als type vast te stellen, waaraan hij zoveel mogelijk zal hebben te beantwoorden, maar ligt in de historische enkele mens, die als zodanig uniek is. Dan pas kan de waarde van de enkele mens tot haar recht komen, wanneer mensen niet langer voor onderling vervangbaar mensenmateriaal worden gehouden.’ [19] ‘Homo sum, ergo cogito. Cogito, ut sim Michael de Unamuno.’ [20] Het Christendom verwerkelijken is: het verwerkelijken als vormgeving van onze individualiteit; het is een goedheid realiseren, die de vormgeving is der eigen persoonlijkheid. Gezelle verdedigde niets anders. En hij eiste hiermee, in de tweede periode van zijn leven, voor zichzelf als recht op, wat hij destijds als paedagoog, in de eerste periode, had verdedigd voor zijn leerlingen. Wat toen een schier vanzelfsprekend verlangen was van zijn eerbied en liefde voor de medemens, werd thans de eis van zijn christelijk zelf-bewustzijn, een recht dat hij voor zichzelf opeiste en tot het einde toe als zijn recht zou verdedigen. Dit recht (der eenmaligheid) was immers tevens zijn (onherhaalbare) plicht: ‘want geve ik het niet... het blijft U verloren’. - Doch hoe geheel anders moest hij binnen het Christendom en als christen zichzelf verwerkelijken dan hij destijds had kunnen vermoeden: in al volstrekter eenzaamheid, voorbij zijn tijd, tegen zijn tijd, en tegenin een omgeving waarmede hij door de heiligste banden verbonden was.
    Had deze hem moeten verstaan?
    De waarden en verworvenheden welke wij tot nu toe als de dragende waarden van zijn latere dichtwerk herkenden, en herkenden als de dragende van zijn leven, hebben ons tevens duidelijk gemaakt, dat Gezelle een innerlijke wereld leefde die volstrekt afweek van die welke zijn omgeving als laatste ernst leefde. Reeds daarom kon men hem niet verstaan, niets van die orde waarin de tegendelen van zijn wezen ten laatste verzoend stonden, en niets van al het andere waartoe de machtige vormwil en vormkracht van zijn vitale ziel in eenzaamheid was doorgebroken.
    Vervolgens: zijn noodlot was niet slechts, dat hij te groot was voor zijn omgeving. Men moet nauwkeuriger zijn. Hij was veel groter dan te groot voor zijn omgeving. Nog heden staat hij onder ons als een openbarende, en geheel uitzonderlijke gestalte. volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 17-07-2009