lijst van werken
vorige bladzijde



D E   N I E U W E   M E N S 227

vorige bladzijde Wie redt ons? Ach, die christenen zijt,
    wordt christenen tienmaal meer nu,
want ’t onweer van den kwaden tijd
    komt zwarter, keer voor keer nu.

’t Berst los! Waar zijn wij? God alleen
    kan vredebogen spannen,
kan ijdel kaf uit kooren schee’n;
    wordt christenen, en zijt mannen!


Nog op andere wijze was de daad van het doorgeven der ene onverdeelde waarheid als de grote opdracht van de christen diepe realiteit voor hem. Gezelle, deze natuurmysticus, die gans de schepping als een manifestatie van goddelijke almacht onderging, kon uiteraard de goddelijke waarheid niet zien als een zwak, armtierig kasplantje. Deze natuurverbondene die de geschapen natuur als een onverdelgbaar uit zichzelf levende, leven voortbrengende grootheid onderging, kon dit geschapen wonder niet aanschouwen als een werk en emanatie van God zonder de goddelijke waarheid hier op deze wereld een niet minder onverdelgbare, souvereine, leven-scheppende grootheid te weten. Wel moest Gezelle, toen hij eenmaal bij zichzelf en bij de anderen de afgrond der menselijkheid had doorschouwd, óók die afgrond van ‘menselijkheid’ welke de menselijke ‘goedheid’ en ‘verdienstelijkheid’ is, die menselijkheid welke ook de Kerk als haar huiveringwekkende realiteit in ieder van ons meedraagt, - wel moest Gezelle reëler toen beseffen, dat de waarheid, dat de Kerk, zo haar leven hierop aarde van de mčns afhankelijk is (en dat is zij in zekere zin), slechts uiterst bedreigd in de aarde gegrondvest staat, precies zo hachelijk en zwak als het net van de visser waarover hij in Non Praevalebunt sprak [c], maar dit alles was toch niet bij machte hem de goddelijke waarheid anders te doen zien dan als een macht, die als levensbeginsel, als oorsprong en enige mogelijkheid van alle leven, even souverein zichzelf voorttelend is als die andere goddelijke manifestatie: de schepping. Want wel is de goddelijke waarheid, aan de mens toevertrouwd, afhankelijk geworden van de mens en in dat opzicht zwak, maar dan toch slechts omdat de mens in zijn woord de enige sterke, namelijk de waarheid-zelf, niet zichzelf laat zijn, en dus niet de wáarheid doorgeeft čn: niet de volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-07-2009