lijst van werken
vorige bladzijde



D E   N I E U W E   M E N S 211

vorige bladzijde De liefde gold God, de Vader, het een-worden met Hem, en niet meer, als voorheen, uitsluitend of primair de Zoon, Christus, die van doel middel is geworden. Het doel der liefde en van alle handelen is niet meer de vereniging met Christus, doch het genieten van God, en het woord genieten is hier misschien al even belangrijk als het woord God, - aangezien religie toch wil verlossen. - Dit alles is (tegen de achtergrond van Gezelle’s jeugd) reeds zeer opmerkelijk, doch het merkwaardigste, het waarlijk opzienbarende is de deviatie die nu bij Gezelle plaatsgrijpt van de gebruikelijke weg der Godzoekenden. Want Gezelle verenigde zich met de Vader via de natuur, Gezelle genoot God met de zinnen, en het is eigenlijk verbazingwekkend, met welk een innerlijke vrijheid en zekerheid deze Ruusbroec-bewonderaar, deze mens ook voor wie de vereniging met God zich eertijds voltrok in de zelf-ontlediging met Christus, in deze tweede periode als religieus mens zijn eigen, volstrekt afwijkende, zijn ook van Ruusbroec afwijkende weg is gegaan. Want het kan nu wel zijn, dat de dichter in hem en ook de mens in hem innerlijk gedreven werden om via de aarde en de zinnen God te naderen en te beminnen - toch om scherper nog te ervaren dat dit zoveel aardser Godgenieten geschiedt ‘op geschapen wijze en beneden God’ (gelijk Ruusbroec schrijft), - het gehóor geven aan deze stem van zijn wezen, het gáan van deze zoveel onvolmaakter weg, en dan zo vrij en onbevangen, zo onvoorwaardelijk en zonder wroeging, veronderstelt toch ergens, als voorspel en voorwaarde, een zeer bewust afzien van de weg-der-vol-maaktheid die Ruusbroec en alle grote mystici de Godzoekenden hebben voorgehouden en die ook Gezelle lange tijd gevolgd was. Want het is niet zo, dat Gezelle’s leven in deze tweede periode te beschouwen is als het begin-gebleven begin van de weg der mystici, zodat het doel en het einde van hun weg ook voor hem doel bleef en, eeuwig onbereikbaar voor hem, eeuwig wroeging en smart zou worden, - neen, Gezelle ging een volstrekt andere weg naar God, en die weg als zijn weg, en eigenlijk koos hij een volstrekt nieuwe weg; en hij ging die weg zonder een spoor van wroeging om een weg die hij zeer bewust niet ging, ja, niet meer ging, moet men wel zeggen.
    De weg die Ruusbroec beschrijft (en met hem alle andere mystici) is een al volstrekter inkeren tot God in de ziel. In de ziel is God, gelijk Reypens, de fijn-gevoelige Ruusbroec-kenner opmerkt, ‘noodzakelijker- volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 15-07-2009