lijst van werken
vorige bladzijde



204 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde om te doen worden, verdelgen om ten leven te wekken. Alle geschapen leven is opgenomen in een cosmische verbondenheid - dramatisch, groots, gevaarlijk en ondoorgrondelijk - van baren en voortbrengen. Gezelle doorstond de nachtzijde der natuur omdat hij die gruwelijke van zichzelf doorstaan had, - en van beider nachtzijden blijft hij zich bewust; beide blijft hij doorleven. Dat is ook de waarachtigheid, de waarachtige spanning, het mannelijke en meeslepende van zijn poëzie, die tegelijk roekeloos en beheerst, dramatisch en rustig, hymnisch en statisch, moedig en deemoedig, smartelijk en zeer stil, zeer helder is. Ook als de onaflaatbaarheid, de ‘altijd onvolborenheid des weedoms’ hem geheel terneerdrukt, blijft hij niet alleen gedichten schrijven die nog ergens een zachte, heldere glans en glinstering behielden, maar - terzelfdertijd als het ware-gedichten die een volkomen ongebroken innerlijk verraden, een geheel ongerepte klaarheid, die herinneringen wekt aan de ochtendstond der mensheid vóor alle leed. In een en hetzelfde gedicht doet hij de hoogste vrede en de diepste eenzaamheid samenklinken, -omdat beide in elkander aanwezig zijn. De blijdschap heft de eenzaamheid niet op, en de eenzaamheid vernietigt niet zijn blijdschap. Zijn droefheid is ‘die Traurigkeit des (tiefsten) Glücks’ geworden. Dit samengaan, dit onverbrekelijk met elkaar verweven zijn, dat hymnisch wellicht op de schoonste wijze woord werd in Alleene, uit aller oogen dat waarlijk uitersten van spanning geheel vrij en licht doet samenklinken, is kenmerkend voor heel het poëtisch oeuvre na zijn zwijgen. En is er ook het wonder van. Het wonder, en ook het vanzelfsprekende.Want met het leven als een scheppend wòrden zijn diepste levenstragiek en diepste levensvertrouwen ondeelbaar eenheid geworden. Door dit samenklinken herinnert Gezelle’s poëzie in de tweede periode telkens weer aan het water in de zeekom, waarvan hij in 1860 schreef (toen wellicht enkel een vermoeden van hoe het zou moeten zijn):

Het water dat in den zeekom ligt
           den zeekom ligt
           en suist
           en ruischt
           en buischt
dat water is zulk een wonder ding volgende bladzijde




















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 15-07-2009