lijst van werken
vorige bladzijde



O N T W R I C H T I N G   D E R   O R D O   A M O R I S 183

vorige bladzijde deze waarheid niet meer als voorheen zijn liefde heeft. Wij hebben altijd behoefte onszelf diets te maken, dat de verheven leerstukken van ons geloof ook reëel onze liefde bezitten, ook al hebben we erop geen andere wijze deel aan dan een 5-jarige aan de woorden waarmede hij zich des avonds berouwvol onder de zondaars schaart; en als ons niets anders meer rest dan dit gemis aan reële liefde te bekennen, stellen we onszelf gerust met wat denkbeeldige droefheid òm dit gemis, waarmede we dan opnieuw bij de liefhebbenden zijn ingelijfd, ook al bezitten we dan niets van die ‘actieve en berustende verslagenheid’ (Unamuno) der liefdeloze liefde. Gezelle echter, die zozeer wist wat liefde was, wiens ganse wezen door een brand van liefde verteerd was geweest, en die een brand van liefde was geweest voor Christus gekruisigd, kon zichzelf ten overstaan van de verheven waarheden van zijn geloof met geen loze pathetica geruststellen. Zijn liefde bestond nooit bij de gratie van wat ingebeelde bewogenheid en oneigen ‘Gerede’. De homo religiosus die hij was, zou dit alles te snel herkend en afgewezen hebben. En deze homo religiosus wist thans, dat de innigste en eigenste aandrift van zijn ziele- dat is liefde-leven een concrete miskenning was geworden van Christus gekruisigd als centrale waarheid. Hij wist van een àndere liefdebrand in hemzelf; welke zich aan andere waarheden voedde, bléef voeden, ook tegen zijn wil, buiten zijn wil, ondergronds en onder zijn wil, en al onherroepelijker. Het ging voor Gezelle nooit om waarheden die hij niet is, en hij bespeurt: zijn hevigste liefde behoort niet meer aan zijn heiligste waarheid, en met niets kan hij deze nog in het zenith van zijn liefde terugvoeren (zij kéert er dan ook niet meer in terug). Moest hij dan met zijn schoonste liefde waarheden leven die in feite van geen tel zijn, – omdat zij niet dé waarheid zijn; moet hij met zijn schoonste liefde, juist met haar, altijd ‘aan de verkeerde kant’ der waarheid staan? Of is het niet nodig dat hij die nieuwe liefde leeft? Mocht hij haar niet zijn? Behoeft hijzelf niet te leven? Hoe kan die nieuwe liefde in zijn vroegere waarheidsorde worden opgenomen en ‘geordende liefde’ worden? Of is er een andere orde-eenheid van waarheden denkbaar? Maar naast de orde-eenheid van zijn jeugd is immers geen andere orde-eenheid mogelijk! – Onontkoombaar, zo moeten wij afleiden uit de diepe tegenstelling welke de beide perioden voor en na zijn zwijgen kenmerkt, scherpt zich het alternatief voor hem toe: Ofwel moet hij zijn nieuwe liefde tot God en al het geschapene volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 08-09-2009