lijst van werken
vorige bladzijde



150 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

Christus onderging, bereikt hem thans van elders en wordt van geheel andere orde. Het cosmische bewustzijn dat hem een geheel nieuw gevoel van verbondenheid schonk, levert hem ook uit aan een ontredderend, ontmenselijkend besef van cosmische verlorenheid (ik kom hierop nog terug). – Het fascinerende en geheel unieke van Gezelle is altijd, dat hij zo onbevreesd mènselijk is gebleven, zo compleet menselijk durfde zijn, dat hij alle spanningen en menselijke ervaringen, hoe tegengesteld ook en elkaar bedreigend (ook hèm bedreigend), in zich toeliet. ‘Vindt gij reden van vreezen, vreest zonder schrik of ontroerdheid’, schreef hij eens prachtig aan zijn jonge vriend Van Oye [7], en deze moed zou Gezelle zijn leven lang opbrengen. Het weten van de natuurlijke grootheid van de mens betekende bij hem dan ook nooit een verdringen of ontkennen van diens kleinheid, en de ervaring van zijn kleinheid eindigt niet met een ontkenning van zijn grootheid, de cosmische verbondenheid niet met een ontkenning van de cosmische verlorenheid. Daarmee valt hij niet stuurloos van het ene uiterste in het andere, want beide realiteiten zijn met elkaar gegeven, in elkaar aanwezig: cosmische verbondenheid is tevens cosmische verlorenheid, en het is dezelfde grote mens die niet ophoudt nietig te zijn, – en het is dezelfde nietige mens die niet ophoudt groot te zijn. Dit laatste echter op volstrekt andere wijze, positiever, ook reëler, dan Pascal vaststelde toen hij met betrekking tot de mensschreef: ‘il est donc misérable, puisqu’il l’est; mais il est bien grand, puisqu’il le connait’. [8] Voor Gezelle consisteerde ‘la grandeur de l’ homme’ waarlijk niet enkel – gelijk we reeds vaststelden – in het bewustzijn, nog minder in het bewustzijn van zijn ellende.
    Gewaagde Gezelle van ’s mensen kleinheid nog op een wijze die misschien kinderlijk-vroom aandoet in regels als:

    o Groote God,
    in ’t sterrenheer
herkenbaar uit der maten,
    ’n wilt, die maar
    een mugge en ben,
een zandeken, mij laten! –


gans Pascal’s ‘silence éternel de ces espaces infinis'’klinkt op uit de volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 05-09-2009