lijst van werken
vorige bladzijde



104 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

Vervolgens. Gezien het grondig verschillend levensbewustzijn in de beide perioden is de tussenliggende er onvermijdelijk een van overgang: de beide Gezelle’s liggen zeer ver uit elkaar, en de tweede volgt maar niet zo voetstoots uit de eerste. Niét verklaard, met het bovenstaande, is echter het niet minder opmerkelijk verschijnsel, dat deze overgang-zelf nagenoeg onverwoord bleef. De jonge Gezelle kan nu wel hebben opgehouden te bestaan en de latere nog wel niet aanwezig zijn, maar waarom zou de wórdende en worstelende niet spreken? Een wordende en worstelende Gezelle had er toch ook in de eerste periode, en eigenlijk doorlopend, gesproken! Het kan dan ook allerminst als iets vanzelfsprekends worden beschouwd dat de scheppingsact, bij Gezelle bovendien zo spontaan en innerlijkste gedrevenheid, in tijden van overgang tot onvruchtbaarheid wordt veroordeeld. Dat is niet waarschijnlijk als de overgang zonder heftige schokken, in een sfeer van innerlijke zekerheid, van, gelijk vroeger steeds, diep vertrouwen plaatsgrijpt; en nog minder waarschijnlijk, gezien Gezelle’s scheppingsdrift en de functie van gedicht en dichterlijke scheppingsact, wanneer de overgang een bewógene is geweest, een tijd van smartelijke vertwijfeling.
    Om het zwijgen gedurende deze overgangsjaren te verklaren, moet men er zich allereerst rekenschap van geven, hóe vèr – en het was inderdaad zéer ver – de tweede Gezelle zich van de eerste verwijderd had. De tweede Gezelle veronderstelt het ten ondergaan van de eerste (inderdaad, het is juist, dit zo extreem te formuleren). Voor de lezer is dit (dit òndergaan) wellicht niet zo verontrustend, want hij bespeurt (nú, d.w.z. achteraf), dat de tweede Gezelle – hij mag dan uit geheel andere waarden hebben geleefd – niet alleen een diep harmonische, doch ook, als gelovige, een volstrekt aanvaardbare, een volstrekt katholieke Gezelle heeft opgeleverd, en het schijnt dan niet zó waarschijnlijk, dat de overgang van een katholiek bewustzijn (dat reeds zó diep verstild was) naar een geheel ander doch niet minder katholiek bewustzijn (dat stelliger nog harmonischer was uitgegroeid) met een diepe vertwijfeling gepaard kon gaan. Doch voor Gezelle-zelf was allerminst van meetaf duidelijk, dat, toen de eerste Gezelle in hem onderging, hij nog eens een ander innerlijk, en evenzeer ‘orthodox’, evenwicht zou bereiken, of dat hij daarheen onderweg was. Dit moet hem zelfs jaren lang volkomen onwaarschijnlijk zijn voorgekomen, want men herinnere zich: het waren zijn schoonste, essen- volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 31-08-2009