lijst van werken
vorige bladzijde



A F G E W E Z E N   O O R D E E L 97

de steeds rustiger wordende toon van zijn brieven meer met dit feit vertrouwd geraakt. Het is trouwens ondenkbaar, dat een Gezelle die als opvoeder en zieleleider zo nadrukkelijk en overtuigd het ‘laat worden’ had verdedigd, het ook ten aanzien van Van Oye tenslotte niet als zijn plicht zou hebben beschouwd van verdere directe inmenging af te zien (nadat hij eenmaal gedaan had wat hij doen moest). En hij was te deemoedig en verstorven reeds, hij bezat een te groot Godsvertrouwen ook om in deze plicht niet – vol vrede tenslotte – te kunnen berusten. Maar afgezien daarvan: als Eugêne in 1876 hem, als éerste – hun wederzijdse vriendschap is onverminderd gebleven al die jaren! – over het meisje schrijft dat spoedig zijn vrouw zal worden, antwoordt Gezelle geheel oprecht: ‘Gij zult wel geloof genoeg gehad hebben in mij om mijn stil blijven niet kwalijk te nemen en verzekerd te zijn dat ik volkomen gelukkig ben om al ‘t gene u gelukkig doet zijn’ [16] en uit niets blijkt, dat Van Oye’s mededeling voor hem en zijn illusies een genadeslag is geworden, – wat ze toch had moeten worden als erbij Gezelle in die dagen nòg sprake was geweest van een drama (het hier bedoelde dan) en zijn zwijgen daarmee verband had gehouden. Men moet na die reactie, welke niets leugenachtigs bezat, veeleer veronderstellen, dat Gezelle reeds geruime tijd begrepen heeft dat Van Oye’s roeping een andere was dan die waarvan hij, zo onwankelbaar, overtuigd is geweest, hetgeen betekent: hij moet reeds geruime tijd hebben beseft, dat hij zich vergist heeft (en het behoeft weinig psychologische scherpzinnigheid om te begrijpen dat dit vrijwel op hetzelfde moment voor Gezelle heeft betekend: dat hem ook zijn innigste en heiligste zekerheden aangaande de mens die hij het intiemst kende, een vergissing waren geworden; wellicht verklaart ook déze pijnlijke ervaring [e] de al grotere innerlijke onthechtheid – het laten worden en geworden, het in ’t geheel niet meer als ‘voorzienigheid’ willen fungeren – der latere jaren). – Wat hiervan zij: het drama is duidelijk reeds lang voorbij als Gezelle nog altijd in zijn zwijgen volhardt. Is het al zeer onwaarschijnlijk dus dat hij om die reden gezwegen heeft, volkomen ondenkbaar is dat Gezelle – de onthechte – enkel of mede door het feit dat hij nu ook en eindelijk met Van Oye’s gezin in aanraking was gekomen, zijn stem (en dan die stem!) zou hervinden. – Conclusie: Nergens vindt men in hun beider correspondentie accenten die een twintigjarig drama doen vermoeden, of een drama dat – zelf korter durend – de volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 28-08-2009