lijst van werken
vorige bladzijde



V E R W A A R L O O S D   V O O R S P E L 27

zichzelf misschien ook wel te weinig bloot – ondanks en in al zijn openhartigheid. Het dichterwoord, de onthullende verbeelding, is immers tevens het incognito waarmee de dichter zich aan de blikken onttrekt. – Verdiept men zich echter in de gedichten van die jaren, zoals we ze thans chronologisch geordend bezitten, dan ontdekt men weldra dat er achter die leraarstragedie nog een geheel ander leven geleefd en geleden werd, en dat dat het meest wezenlijke is geweest. Niet de leraar, de dichter heeft Gezelle’s persoonlijkheidsstructuur in die jaren het onthullendst blootgelegd. Daarom heeft het zin zich van die dichter afzonderlijk rekenschap te geven. Tevens zal men dan dieper verstaan – en meer dan aan de vele superlatieven over de leraar ten beste gegeven, – hoe, wie en wat die jonge leraar moet zijn geweest. Want men kan niet ontkennen dat Hugo Verriest, pogend de grootheid van de roeselaarse leraar voelbaar te maken door een sféer van grootheid en tragiek op te roepen, op hachelijke wijze in gebreke is gebleven (en hij niet alleen), toen het erop aankwam diens menselijk formaat te preciseren. Door de dichter ook verstaat men, hoe Gezelle die leraarsaffaire verwerkt heeft, en dat hij dit enigszins anders deed (bezonnener) dan zijn onstuimige en gegriefde leerlingen. Zo veelvuldig en langdurig zijn leerlingen over die affaire zijn blijven spreken, zo weinig Gezelle. Slechts in éen gedicht heeft hij er zich, doch toen volledig, over uitgesproken en haar toen definitief de rug toegekeerd. Niet hautain of met verbeten minachting, doch in het onaanrandbaar bewustzijn van zijn persoonlijke roeping:

o Vriend, wat schaadt of baat het ons
der menschen lof- en laakgegons,
die kleederdracht, die spreekmanier,
die raad en daad bespotten hier,
van vreemden, die zoo snel voorbij-
en weggaan; of, wat konnen zij?
Wij voeren immers vreemde taal
en andere zeden altemaal
als zij, die, langs de wereldbaan,
hun eigen blijden wandel gaan.
Wat schilt het ons? – Wij varen voort,
en nauwelijks is hun vloek gehoord, volgende bladzijde




















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 21-08-2009