lijst van werken
vorige bladzijde



26 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

reeds fataal aanwezig. – Men heeft de roeselaarse Gezelle zozeer vereenzelvigd met het lot van de leraar, met het onrecht hem als zodanig aangedaan, dat men datgene waarin de leraar het belangrijkst, nl. het diepst zichzelf is geweest en daarmee een essentieel voorspel leverde op de latere Gezelle, practisch geheel verwaarloosd heeft. Toch was de verdediging van de vrijheid en zelfverwerkelijking, door Gezelle als leraar op zich genomen, voor Gezelle als mens, voor Gezelle als Gezelle de meest beslissende uitspraak opdat plan. Dezelfde mens die dat als leraar verdedigde, zullen we dan ook later, als de professor reeds lang tot het verleden behoort, telkens weer ontmoeten. Deze verdediging raakte zijn diepste overtuiging aangaande het menselijk leven, het doel ervan, waartoe al het andere (ook al het andere dat de leraar vertegenwoordigde) slechts middel was. ‘ Le bonheur du ciel n’est que la récompense de cela, n’est que secondaire et n’est pas proprement la vocation dont il s’agit’, schrijft hij consequent – en onthutsend. [19]

Nog om een tweede reden zijn de roeselaarse jaren een essentieel voorspel. Wezenlijker toch voor zijn persoonlijkheid dan zijn paedagogîsche overtuiging was het religieus avontuur van die jaren. Dit avontuur vindt men terug in de gedichten van die tijd. – Doch ook hier weer: men heeft de Gezelle der roeselaarse leraarsjaren zozeer vereenzelvigd met de trieste, onverkwikkelijke geschiedenis van de geniale verongelijkte, dat men practisch in het geheel niet heeft opgemerkt dat er in de Gezelle van die jaren nog andere, aanmerkelijk belangrijker spanningen aanwezig waren en om een beslissing vochten dan die welke de leraar te verduren kreeg, dat er een Gezelle was bij wiens lot het lot van de leraar, hoe smartelijk ook, nauwelijks meer dan een incident aan de buitenkant is gebleven. – Het is overigens geheel begrijpelijk dat zij die als zijn studenten, nog als knapen dus, Gezelle’s trieste leraarsgeschiedenis hebben meegemaakt, de Gezelle van die jaren vooral zijn blijven zien – zij ’t dan objectiever later – in het licht van het hem aangedane onrecht: dat toch was de diepe grief, de schone verontwaardiging en ten dele ook de inhoud geweest van hun jeugd: de diepe wonde hun jong, argeloos idealisme toegebracht. Voor die andere Gezelle waren zij bovendien te onrijp toen om in hun verstaan ervan verder te komen dan een vaag, algemeen vermoeden; en tenslotte gaf déze Gezelle, deze meest intieme, volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 21-08-2009