lijst van werken
vorige bladzijde



22 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

collega’s, de mannen van het gareel, wel hoogst onverantwoord, roekeloos, romantisch en anarchistisch toeschijnen. Ook Franciscus’ vrome eerbied voor de zelfwerkzaamheid van het leven (en voor het werken van God), ook Franciscus’ ideaal van vrijheid en vrij-laten werd voor onduldbare anarchie uitgemaakt. Niettemin, hoe diepzinnig en bezonnen, hoe levens-wijs was deze serafijnse, ‘levens-vreemde’ heilige, hoe diep bezonnen – en geheel evangelisch – diens tucht-conccptie. Men behoeft waarlijk niet helemaal terug te grijpen, gelijk Ligthart deed, naar de aanvang van het Oude Testament om een verdediging van deze vrijheid te vinden; reeds in het Evangelie vindt men (en vond ook Franciscus, en niet minder Gezelle) alle materiaal waaruit zulk een verdediging is samen te stellen. – En tegelijk was Gezelle zijn tijd ver vooruit. Toen Gezelle, slechts bezorgd om in het kind die goedheid voor te bereiden welke de vormgeving en daarmede de vrijheid der eigen persoonlijkheid zou zijn, de opvoeder afwees die zich geheel van het kind meester maakt om het in de door hem gewilde richting te dringen, bevond hij zich in de onmiddellijke omgeving van de problematiek welke ook Nietzsche op dit gebied hanteerde. Nietzsche echter zei niet enkel: laat het kind vrij opdat het zichzelf wordt in zijn goedheid, hij zei, spartaans: stoot het van u, stoot het op zichzelf terug, opdat het in u niet zichzelf verliest en daarmee de kans op de goedheid waarvoor het bestemd was. En Nietzsche vertoonde hier een merkwaardige overeenkomst met de paedagogie van het Oosten, doch aan het zo onmeedogend op zichzelf terugstoten waarmede de meesters van het Zen-boeddhisme hun meest geliefde leerlingen, degenen in wie zij het meeste vertrouwen stelden, vaak bejegenden, valt een clairvoyant inzicht in datgene wat het doelwit van alle opvoeding is (het vinden en vrijmaken der eigen persoonlijkheid), niet te ontzeggen. Uiteraard, bij Gezelle lagen de accenten anders en ook de consequenties waren andere dan deze onbarmhartige. Dit neemt met weg, dat Gezelle – de zelf-verwerkelijking van het leven als criterium vooropstellend – gehanteerd werd door dezelfde problematiek die het beste denken voor en na hem intrigeerde. Als Gezelle, blijkens heel zijn houding en overeenkomstig al zijn woorden, in de opvoeder geen scheppende macht ziet doch een leidende, en daarmee a.h.w. ontkent dat de géest (vertegenwoordigd in de opvoeder – ten overstaan van de ‘blinde’ instincten en volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 21-08-2009