lijst van werken
vorige bladzijde



V E R W A A R L O O S D   V O O R S P E L 15

Indien men een edele plante zóó omringde dat zij niet en konde hare takken uitbreiden, zij en zou niet groeien noch vrucht voortbrengen. Dit zelfste geschiedt, zeide hij, in ’t opbrengen van de jonkheid. Het zijn als edele en teedere planten die men niet en moet opbrengen met vreeze, dreigementen en geeselingen, maar met eene vaderlijke liefde en eene zoete en onderscheidende vrijheid’. [2] Gezelle, deze ‘levenwekker’, zocht vitaler realia dan het uniforme, geknotte soortleven der velen dat niemand toestaat zichzelf te worden en elkeen dwingt voort te gaan ‘in dat gebaren en liegen, in dat verdrieten en verdroten zijn’ [3] dat de consequentie is van ’t wereldje waar de gestandaardiseerde fatsoensmens tot ontwikkeling moet geraken. ‘Geheel ons wezen te ònt-zwachtelen’, dat was, gelijk Verriest definieert, het doelwit van Gezelle’s opvoedkunde. [4] En vele jaren later (1875) schrijft hijzelf in een brief: ‘Hoe min boeien hoe beter, en oorlog aan allen schooldwang: ’t zijn ijzeren schenen (rails) die zij bezig zijn met leggen, al even recht, even wijd, even plat, even gelijk om met den ijzeren wagen ons over den hals te rijden, en ’t zijnder zoovele die liggen en slapen gelijk een stom stuk hout, daaronder, uit liefde voor de eenparigheid.. .’ [5] Deze leven-wekker wilde generlei ‘dwingen van geest en hart en mond ... maar het ontwekken en voeden van jongere krachten’, schreef Verriest en hij vervolgde: ‘Hij dwong onze gedachten los, onze gevoelens los, onze taal en spraakveerdigheid los, en bracht ons tot den bloei van eigen wezen’. [6] ‘Het schoone volgens eigen wezen bewonderen en beminnen, en weder doen bestaan.’ [7] – Met deze imperatieven nu, de imperatieven van een innerlijkste menselijke aandrift, met deze wil, open, vrije, moedige, zelfstandige mensen te vormen, viel hij een wereld binnen waar – het sine qua non wanneer de soortmens moet vervaardigd – het leven-zelf juist verdrongen en gevreesd, in ‘ontzag en straf, gebod en verbod’ beknot en gesmoord, in lege conventies onteigend en als wezenloos, verleugend pseudo-leven ‘hersteld’ werd, of, zoals Verriest bitter schreef: waar men ‘bewonderde zonder bewonderen, beminde zonder beminnen, genoot zonder genieten’. [8] Het resultaat is de acceptabele burger. Inderdaad: ‘de burger wordt aan de galg geboren’ (Pascoaes). Diens leven is ‘galoos’, het is geworden ‘tot alles dat het niet en is gepraamd’: ‘oneigenlijk’, om een term van vandaag te bezigen. Gezelle wordt bewogen door een diepe deernis met dit nodeloos vernederde, vernielde, van eigen zijnen wezen beroofde leven. volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 18-08-2009