|
BEROUW
De blinde straathoek anker=vaste boeg
roerloos=hoog in de gevaarlijke nacht;
duistere huizen=rij ijl adem=deint aan oseanenrand vermetel.
’n straat
vloeit aan mild maanlicht open;
leeg plaveisel=vlak verstart, staart —
tegen zijn eenzaamheid.
’n dwarsstraat valt terzij in duisternis:
schaduwen waren gejaagd en omzichtig
aarz’len (de misdaad), vloeien ineen (onherroepelike pijn) —
|
[vervloeien snel en wild aan het duister
|
— kermt ver een tram,
en slaat de hoek om naar de laatste halte
— kruiven struiken beangst aan de huizen
: er is geen raam verlicht,
er wordt geen naam gefluisterd,
geen stap, die de stilte ontwricht
:donkere muren, donkerder ramen,
verzonken keldermonden: koude gewelven onder de grond.
ergens ’n kat. staart. schaduwt een pijn.
schiet plotseling weg — ’n witte trillende lijn door het duister.
Boort, ademend zwaar, huizenhoek hoger omhoog
Wankelen, de wanden van de nacht
Welven, de sterren.
|
44
|
|
|