|
VI
De echoloze verlatenheid der liefde=vrouwen: vermoeid
zinken in eindeloos wijd,
en angstig=wild spannen van armen om spijlen —
toesnoerende kooi=nauwten: erbàrmen!
— vruchteloos
|
Verscherfde ogen,
harde, hoog=wankelende lach
|
ACHTBAAN !
|
Slingeren de mensen waanzinnig
| |
[aan elkander voorbij
| |
há=lilalo !
aan elkander voorbij !
Het razende schuitje omhoog omlaag
und queer und krumm
die Schüler
an der Nas herum. HA=LILALO!
die Schüler — die Schüler — — |
— gebrokenheid |
echoloze verlatenheid.
Vermoeid zinken in eindeloos wijd.
|
36
|
|
|