|
V
Vlagen
zoete muzieken
uit dorpen waarlangs wij snellen
— schemeren even open
beveiligde uren van vroeger:
iets van een mens
iets áárds
boog nog beveiligend zich over ons:
naaktheid van aardekind kenden we niet.
Dorpen wentelen aan en voobij
— Herinneringen zwerven terug: de pijn van verloren
muzieken: eindeloos het verlangen weer kind te zijn
— blijft, blijft de eentonig=ritmerende dender der wielen
waarin ons verlangen bekneld ligt
Wij willen spreken
— wij mogen niet:
we vinden slechts d'afgronden van elkanders hart
in 't zwijgen van elkanders
hulpeloze ogen.
Eindeloos verwijderd — —
en we kúnnen elkander niet naderen,
we kúnnen niet roepen. we dúrven niet. het is ook niet
nodig
— — Zware droomstilten waarin alles vergeefs is.
Dan bespringt ons de angst, God, ons leven alleen met
úw Liefde te moeten leven: O, geef ons iets,
nog iets
34
|
|
|