|
aan zolderkamerraampjes rekken zich onze armen om
erbarmen
Maar op de hoge heuvelen heffen zich onze hoofden
omhoog aan sirkelende horizonten! Wijd — wijd — vlakten
van Rembrandt!
Want in ons allen is het woest verlangen
’t trekken te zien der wolken
eenzaam bevrijd
Ruimten! — O! — Met God alleen!
Niet, niet meer de stad
- de zwarte pijn om doel=verloren mensen
Niet, niet meer het land, de groene zoet=kleurige polders
- kwčllen smart=verwrongen bomen
kwčllen de lankoereuze bochten van stille, matte sloot
zinkt in eindeloze stilte het eindeloos verlangen naar
den einder
Laag! o, omlaag de aarde!
Stijgen wij hunkerend naar uw verzadiging!
Stil ons,
stil ons in uw bevrijding.
33
|
|
|