|
III
(Nijmegen)
Kerkhof, straten, mensen
— sirenekreet
Snoert op de heuvelen het wezenloze labirint=van=straten
zonder uitkomst
(verlangen dat doelpunt naar duo=zitting
hoor je: onze karkas rammelt niet want ons hart kan
niet breken
en zó zó ó moet je ’n shimmy dansen, dòl!)
Dool van gekooiden
aan hoge rand van afgesloten ruimten:
O! het land, het slierende diepe land, slierende rievier
naar matelooze einders
— verlangens:
verslagen eskadronnen
donkere revolte van roffels
zondagmiddag verkorrelt als zure melk
Maar ranke torens heffen zich luisterend aan hemel=
ruimten
blijde en licht blijde en stil
— krommen zich huizen weerbarstig over de donkere
bult der aarde
31
|
|
|