|
en hare zusteren, de vrouwen, zullen niet vreze’
om dit kindje der eenzame kuisheid:
Mannen kruisigen Christus aan het lichaam van een
|
[publieke vrouw.
|
De metropool kreunt van de pijn dier vrouwen:
het leed,
’t eenzame leed in hun harde ogen,
in de bitse lijn van hun onverschillige mond.
Boven de levensworstel der stad:
roerloze lichtreklames als vonnissen
— gloeiende staaldraden, fosfories=blauw op de lucht,
rood
van God’s wonden, —
over de dakranden van de Notre Dame uitgekervelde
|
[chimčres:
|
vooruitrekkend,
angstige koortsvizioenen, zwarte blaf op de stad,
strčng, strčng
als de Acht Zaligheden uit Jezus’ prediking.
Daaronder de vlugge strakke stap van een die alle
|
[problemen perste
|
in de greep van zijn stok:
toerist
naar het miesterie: Napoleon’s graf.
In de tour Eiffel stijgt de lift boven daken en torens:
een heilige: hij opent een vizioen op Parijs
dat als een zee hijgt en ronkt van horizon tot horizon;
als de mensen weer staan op de begane grond
zij verdwijnen in een boelevaar=restorant:
zij spuiten zich op de been met een sifon;
de »levenswijze« speelt dan Bach op een typmasjiene
en lacht om zich en de anderen
de wrange lach van Hamlet (laatste suggestie van zekerheid.)
23
|
|
|