PARIJS
De wijde stilten van het somber=ronkende Parijs:
Leedberg der eenzamen:
Place de l’Etoile als een Calvaire in Bretagne:
onder de Arc de Triomphe Christus gekruist in het
|
[graf van de onbekende soldaat.
|
Van alle kanten het samenrennen:
’t driftig naar boven zuigen van taxi=banden,
het verre klagen van autobus=wielen:
ňp=rennen, en weer wegsnellen, huiver=dicht aan Jezus voorbij:
donker=hartstochtelike levensworstel, zo ijl, zo geluidloos:
brandgloed door nachten.
En de schuwe lichtsidder der grote sterke reverbčres:
|
[hulpeloze reuzen.
|
In de razende ren van de metro: sterft stil een
|
ingedommeld werk=mensje
|
— mannen droegen dit oud lichaampje weg
en niemand weet meer van haar; —
in de razende ren van de metro: de tedere ruwheid van
|
[naieve matroos
|
(zijn ogen van zee=stilten helder),
hij plaagt zijn meisje om haar dunne kleren.
En hij lacht om haar lieve naiviteit:
haar bijgekleurde lippen en haar klare ogen.
Zij zoenen elkaar.
’n Jong kindje begint te leven:
met veel eenzame bevreemding om dingen
die zij niet meer begrijpt.
Van dit wit kindje de treurnis door de straten
(dit gezichtje een noli me tangere):
ruwe ogen van mannen zullen het niet ontzien
22
|