DE STRAAT
Avend:
De majestaties=strakke vaart van verlichte elektriese tram:
triomfbaan door straatverdwazing;
het gebel feestelik konfetti van witte bloesems over de hoofden.
En de luide angst der stroef=krassende wielen door de
|
[warreling van mensen.
|
De wilde hartstochtelikheid van autoos:
flitsend lichtgezwaai tegen gevels en mensen:
verre beving vooruit van lichtbundels,
luide klakson=kreten snijdend door straat=daver:
onder de mensen onverwachte verschrikking telkens opnieuw.
En het gedurig gedrentel en gedrentel van kleine levens
als beekjes armoedig en armzalig:
gedurige herhaling van almaar dezelfde temaas:
lopen en stilstaan, lopen en stilstaan
en parapluutje of parasolletje:
in het smal lichtgootje onder het eeuwige duister:
tijdelikheidje van klein geluid in stilten der eeuwigheid.
Overal Christus. En de wereld angstwekkend van
|
[belachelikheid
|
en troosteloos ellendig van burgerlike zekerheid
— getailleerde jassen en lakschoenen en zijen sokken
en de waanzinnige eenzaamhcid van Rembrandt —
dat alle grootheid als vergeefs is.
En de maansikkel in een pover lichtsirkeltje
als een schommelende mallemolenschuit,
een leeggegeten banaanschil, of een afgebeten nagel.
14
|