KERMIS
Des morgens:
Orgels dwalen klagend uit over de wrakke stad:
in alle wijken hun pijn
hulpeloos kermt
naar de bebloemde
|
[vensters —
|
de starre maatslag op de simbels
breekt de muziek stuk
tot onvruchtbare snikken.
Des avends:
kleurige lichtbogen feeërie van guirlanden over de pleinen —
|
[zo men zègt:
|
stèrren zijn gedóófd:
boven het schorre licht duisternis meedogenloos
(luchtballons spatten des daags stuk in de zon: ’n kil
|
[vrachtje op onze handen)
|
Op de droge doodsreutel der orgels
worstelt de feestvreugd
|
[een shimmy.
|
10
|