
|
ZONDEN
Zwaar zerken de gewelven dompe keldergang
ergens is schemering van klam val-licht
zij dempt beklemmend deze oude stilte-ruimte
Nervenloos fluitspel lokt het gevaar der slangen nader
moe glimlachende de speler t achteloos bezweert
hoor, in de stilte het schaven der aanschuivende lijven
het sissen
het zoete slanke ritme van de speelse fluit
het wilde fluiten en het wilde sissen
het kalme stillen van de zoete fluit
Hij lokt de brand der ogen naderbij ้en slang
en voelt wellustig t kille lichaam glijden rond zijn hals en armen
twee slangen, drie
en siddert om t gevaar dat hij bezweert, bezweert, all้้n
|
in de verlaten stilte der gewelven.
|
Opeens, de fluit breekt, n stuk steekt tussen tanden tegen keel
n korte worstling
rauwe angst schreeuwt verloren
|
in de verlaten stilte der gewelven.
|
ergens is schemering van klam val-licht
gedempt, beklemmend, n achteloze hoon
Zwaar zerken de gewelven dompe keldergang.
8
|
|

|