lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde geheel nieuwe Nietzsche; en als antwoord op mijn nieuwe vragen is hij opnieuw een gelukkige bevrijding. Omdat hij zoveel groter is dan ik ben, is hij op elk ogenblik van mijn eigen wordingsgang volledige vervulling, terwijl ik hem elk ogenblik onvolledig versta.
    Datzelfde proces, diezelfde ontwikkelingsgang voltrekt zich ook met betrekking tot het evangelie. Ook met betrekking tot het evangelie, mijn verstaan ervan, weet ik zeer concreet en in zoveel sterker mate nog dat ik altijd in een voorhof toef, dat mijn verstaan nooit een volheid van waarheidsverstaan is of worden zal, maar een van verre deelhebben aan een waarheid, – die zelf aan ons kennen onttrokken blijft; een deelhebben nochtans dat reeds als zodanig telkens weer vervulling, diepere bevrijding is.
    Men kan dus altijd slechts spreken vanuit dit persoonlijke partiële verstaan van Jezus’ woord en dit op de wijze waarop het ontvangene in de ontvanger is. Meer hebben we niet; meer kunnen we niet bereiken of verwerven; het is het hoogste wat we met betrekking tot Jezus’ woord kunnen zijn. Spreken is dan ook alleen een verwijzen (terugverwijzen) naar het woord van Jezus zelf en dit in de hoop dat ook anderen dit woord ontdekken, zelf gaan veroveren, dat het op die wijze en hoe partieel en van verre ook verstaan een onlosmakelijk verbinding met hen aangaat d.i. bevrijdend antwoord wordt. Dit gemeenschappelijk deelhebben aan zijn woord is onze eenheid in Christus.


4

    Het geleden functieverlies van de priester eindigt niet zelden met een vlucht in het lekenwerk. Een begrijpelijk maar daarom niet minder merkwaardig misverstand.
    ,,Is het kloosterleven nog verkoopbaar?” vroeg p. H. van Engelen in De Tijd van 6-12-69. De jonge generatie zegt het niets meer. De stroom is uitgevallen, en hij vraagt zich af, waaròm en wat nu? Het kloosterleven kent, na zoveel geleden functieverlies, geen zinvolle dienstbaarheid meer. Wel dienstbaarheid, maar geen zinvolle. De traditionele vormen van religieuze dienstbaarheid zijn ontoereikend geworden en het kloosterleven, waarvan feitelijk een inspiratie diende uit te gaan ,,voor heel het maatschappelijk leven”, is een randverschijnsel geworden en hangt in ’n soort luchtledig. Kan men dan redelijkerwijze van onze jongeren verwachten ,,dat zij zich daarvoor de hele problematiek van het ongehuwd-zijn op de hals halen?” Want wat de jeugd vandaag vraagt is zinvolle dienstbaarheid! Nodig is derhalve een nieuw, groot, volgende bladzijde


40














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 09-06-2002 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-02-2010