lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde waarde voor de in stand houding van de menselijke creativiteit. Ook zijn we hier – zoals zo vaak ook in de geschiedenis van het ,,verplichte” celibaat – ver van een manicheďstische tweespalt en versombering als oorsprong ervan; en ver ook, bevrijdend ver, van de hierboven geciteerde misversranden die, ofschoon uitingen van onrust over bepaalde ontaardingen, toch een erg onprettig gevoel van onbehagen wekken.


3

    Laat ik het ,,hoezeer reeds ons weinige, altijd partiële verstaan ons vervult en gelukkig maakt” even mogen toelichten. Zulks met een vroeger gemaakte notitie over de wijze waarop we Jezus’ woord gaan verstaan.
    Het begin ervan kan weinig anders zijn dan die onbevangen, weetgierig luisterende aandacht voor dit woord welke ontstaat nadat bepaalde gedachten ervan ons ten diepste hebben geraakt. Ik geloof dat dit altijd zo is wanneer het gaat om een waarheidswereld die zoveel groter is dan wij zijn. Wij gaan Nietzsche pas echt lezen als een of ander woord van hem ons in het beste van ons menszijn geraakt heeft of antwoord is geworden op een essentiële vraag van onszelf. Daarna buigen we ons over zijn denken en groeien we het geleidelijk binnen, maar dit altijd.... overeenkomstig de wet dat het ontvangene in de ontvanger is overeenkomstig de aard van de ontvanger, overeenkomstig het niveau en de mogelijkheden van ons denken op dat ogenblik. Daar het denken van de ontvanger echter voortdurend in wording, aan verandering onderhevig is, verandert daarmee ook het ontvangene. Wij verstaan vollediger naarmate wijzelf vollediger mens worden, innerlijk meer gegroeid en gerijpt zijn. – Maar dat is toch slechts bijzaak. Belangrijker is het volgende. Op elk moment van ons wisselend en wordend verstaan is het ontvangene dat groter is dan wij zijn, ten diepste met ons innerlijkst wezen verbonden en één; op elk moment is het ontvangene als antwoord, boe partieel en in voorlopigheid nog verstaan, bevrijding en gelukkige vervulling. Ik kan Nietzsche als 20-jarige lezen, met de vragen van een 20-jarige, en in hem een antwoord vinden dat mij ten diepste verheugt en bevrijdt. Maar als ik hem tien jaar later opnieuw lees, en laten we aannemen dat ik in die tien jaar innerlijk gegroeid ben en nog andere, essentiëlere vragen ben gaan stellen, dan bemerk ik (wat ik voordien niet heb bemerkt omdat die vragen toen nog niet de mijne waren) dat Nierzsche’s antwoord op het probleem van het leven niet alleen groter is dan ik aanvankelijk dacht, maar eigenlijk ook ŕnders. Ik ontdek een volgende bladzijde


39














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 19-02-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 21-02-2010