lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde Gods wijngaard, niet moe werd te spreken (waarover hij geen misverstand liet bestaan). Hij kan die werkelijkheid niet ontkennen: zij betekenen voor hem – geheel gekeerd als hij is naar de ander – een te diepe persoonlijke beroving. Ook op die wijze komt het vreemde, wrede woord tot hem door over de dienstknecht: onnut – ook als hij alles heeft gedaan.

    Wij – wij anderen – zijn geneigd de nood van het menselijk bestaan in overeenstemming te brengen met dat bepaald soort nuttigheidswil waarop wij ons bestaan hebben vastgelegd. Door andere facetten van die nood of menselijke werkelijkheid in ons toe te laten dreigen wij onze nuttigheid te verliezen en daarmee het fundament van ons bestaan. In feite leven we daarmee aan de ander voorbij (en niet minder aan onszelf) en leven we ten koste van de ander. Onze blijmoedige nuttigheid is dan ook niet zelden een beveiligd domein aan de buitenkant van de menselijke werkelijkheid d.w.z. een depersonalisering van de liefde.
    Hij daarentegen wordt gedwongen het drama der mensheid onbeschermd binnen te gaan, – omdat deernis veroordeeld is al onherroepelijker verbonden te worden met hen die in hun menszijn het diepst verguisd en vernederd werden, die ,,als motten worden vertrapt” 1), de ,,gewurgden” van Pascal 2), degenen die zoeken en niet vinden, die kloppen en niet worden opengedaan en reeds bij hun geboorte door het leven schijnen uitgestoten, met heel dat niet eindigend schrikbewind van onschuldig, onverhoord lijden dat de ,,verlosten” en ,,vertroosten” en ook de ,,zegetocht van de scheppende mens door de geschiedenis” altijd omgeeft. Elke arme en vernederde herinnert hem aan déze armen en verworpenen. Omgekeerd verbinden deze slachtoffers van een blind noodlot hem opnieuw en dieper met de beroofden van een samenleving, waar de vijanden van de mens, verhard, versteend in hun zelfzucht en machtswil, de heersers werden, en waar ook de slachtoffers, in een bestaan zonder herkenbare zin, vereenzaamd, vervreemd van zichzelf en vervreemd van de ander, elkáárs vijanden en rovers werden.
    Al deze vernederden zijn zijn wereld, de wereld waarin hij leeft. In déze wereld is deernis de meest vernietigende hartstocht. Hij weet zich niet waarachtig beschikbaar als hij weigert zich dit lijden der mensheid bewust te zijn. Elk zich afwenden ervan ervaart hij als een verraad aan de mens en men kan dit lijden niet in zich toelaten zonder er door verscheurd te worden. Het is een eeuwige aanwezigheid in hem die hij, uit volgende bladzijde


1) Job, 4.19.
2) En die van Tolstoi, Unamuno, Simone Weil, Bernanos, Beckct e.a.


24














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 09-06-2002 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-02-2010