lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde de mens heeft Hij een oneindig geduld gehad, en ook dit geduld is een imperatief – en niet de minst wrede – van het geweten der liefde. Hoewel Hij brandde van verlangen naar de Dag des Heren, heeft Hij zijn vrede reeds beloofd aan allen die enkel maar van goede wil zijn. Deze goede wil, dit geringste, is zijn enige vraag geweest aan de mens m.b.t. de weg die Hij wees, maar dit geringste vroeg Hij dan ook met onvoorwaardelijke ernst. Evenmin is Hij echter een ,,uitnodiging”; maar daarover aan het slot van dit essay.

    14. Liefde was het enige dat Jezus bewoog en bezighield: Hij was zelf als mens niets anders. Zijn gehele menselijke natuur was m.b.t. het liefdeloze en wat de liefde in de mens bedreigt spontane innerlijke afweer, en kwam in felle opstand waar de liefde met voeten getreden werd. Reeds omdat Hijzelf van nature geheel liefde was, kon Hij niets anders vragen, en niets anders verkondigen dan: hebt elkander lief; hieraan zal men herkennen dat ge mijn leerlingen zijt. Wij zien Jezus steeds al te zeer als de verdediger van hoge (hoogste) zedelijke beginselen (die hun legitimatie ontlenen aan het feit dat het góddelijke geboden zijn) en zonde werd voor ons verloochening van een aan die zonde tegengesteld zedelijk beginsel of deugd. Maar bij Jezus lag dit alles fundamenteel anders. Wat wij zonde noemen is bij Hem zonde (actus deordinatus) omdat zij in wezen een vergrijp is aan de liefde, tegen de liefde indruist, het liefde-worden verhindert; en wat wij deugden noemen zijn voor Hem de gedragspatronen van de liefde zelf, inherent aan de liefde, in de liefde voorondersteld, – zoals Paulus zei toen hij ons voorhield: ,,De liefde is geduldig, de liefde is grootmoedig en niet afgunstig, zij beroemt zich niet op iets van zichzelf, zij is niet hoogmoedig, zij doet niets onedels en zoekt niet zichzelf, zij reageert niet met bitterheid maar rekent het kwade haar aangedaan niet aan” etc. (1 Kor. 13, 4 e.v.) en ,,Blijft niemand iets schuldig dan wederkerige liefde. Want hij die zijn naaste bemint, heeft de Wet vervuld”; ,,De liefde is de vervulling van gans de Wet” (Rom. 13,8.10). Zonden en deugden zijn in het evangelie geen op zichzelf staande werkelijkheden die men om hunzelfswil afwijst of beoefent, en beoefent om God te behagen. Zij ontlenen hun fundamentele ernst aan hun onlosmakelijke relatie met de liefde. Waarom dan ook Paulus vervolgde: Al sprak ik de talen van engelen en mensen, al bezat ik alle geheimen en kennis, al schonk ik alles weg wat ik bezit, als ik de liefde niet heb ben ik niets en dient dat alles tot niets.
    Wat wij zonde en deugd noemen vindt bij Jezus niet zijn oorsprong in een (verheven) zedenleer; Hij ervaart beide spontaan en direct, van volgende bladzijde


14














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 09-06-2002 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-02-2010