lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde dit drama, dit levenslange kruis, kán de liefde niet weigeren (en is dus zonder ,,verdiensten”), maar het bewustzijn van dit durend in Hem aanwezige en durend door Hem aanvaarde drama kan ons er minstens van weerhouden het ,,zonder verdiensten” niet al te monter te interpreteren.
    Ook zegge men niet dat Hij, omdat Hij enkel maar handelde overeenkomstig zijn natuur, terwijl wij moeten beproeven liefde te zijn in weerwil van onze natuur, ons niets te zeggen heeft en wel allerminst als voorbeeld; en dat zich dan terecht de vraag zou laten stellen: Met welk recht legt Hij zichzelf aan ons op, met welk recht zegt Hij: Kom en volg Mij. Want wat voor ons gebod is, volbracht Hij moeiteloos. Hij is dan ook in feite iets geheel anders dan ,,voorbeeld”. Omdat Hij geheel, exclusief liefde was, daarom is Jezus het GEWETEN der liefde, en daarmee de wijsheid der liefde, de incarnatie van haar geweten en wijsheid. Alles wat Hij heeft gezegd en gedaan (en ook wat Hij heeft nagelaten) en zijn leven aanwees als middelen om het doel (,,Uw Rijk kome”) voor te bereiden, zijn uitspraken, zijn het zichzelf volledig uitspreken geweest van dit GEWETEN der liefde en daarom voor hen die Hem volgen, gezaghebbend: gezaghebbend als hoogste oordeel en als zodanig onveranderbaar, niet te negeren toetssteen en richtsnoer en zekerheid voor óns geweten. Dat is zijn souvereine betekenis voor ons reeds van zijn menszijn. Jezus is, als het geweten der liefde, niet ,,voorbeeld”, maar de weg waarop wij gaan, de weg die Jezus, als het geweten der liefde, ons wees, een weg die ieder overeenkomstig zijn mogelijkheden en op zijn wijze gaat, in vrijwilligheid, maar aan dié weg gebonden. Zijn ,,voorschriften” zijn geen geboden, maar onderrichtingen aangaande de gedragspatronen der liefde: in déze gedragingen openbaart en bevestigt zich de liefde. Niet Hij gebiedt ze, maar de liefde, en daarmee óók de liefde in onszelf, – en terecht opent Chrysostomus dan ook zijn machtig Matteüs-commentaar met het overrompelend woord: ,,eigenlijk zouden wij niet op de hulp van de H. Schrift aangewezen moeten zijn” (en Augustinus en anderen zeiden hetzelfde).
    In Jezus wordt de mens dan ook niet geconfronteerd met een eis, een goddelijk ,,du sollst” en evenmin (zoals in overeenstemming wordt geacht met Gods ,,absolute” ,,aanspraken”), met een absolute eis, een eis die de mens durend en ontredderend met zijn ontoereikendheid confronteert. Hoewel Hij God was heeft Hij van dat verpletterend gezagsargument nooit gebruik gemaakt. Integendeel, Hij heeft zijn goddelijkheid afgelegd om de staat van slaaf aan te nemen en als de geringste onder de mensen de zachtmoedige dienaar en leraar van allen te zijn. Hij eiste niet. Over zijn woord kon Hij, als het geweten der liefde, niet onderhandelen, maar met volgende bladzijde


13














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 19-02-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 21-02-2010