|
Water
water wil altijd zinken,
’t wil van zichzelf ontdaan
doch altijd moet het klinkend
en maar licht zijn bedding gaan
en ten avond, welk leeg blinken
als zijn bittre zin verstaan.
water wil altijd zinken
diep in zijn spiegeling vergaan
het zinkt in een donker, en dan klimt het
ten hemel omhoog, maar daar vindt het
opnieuw ’t met zichzelf bestaan.
water wil altijd zinken
’t wil van zijn gedaante ontdaan
doch overal, altijd bindt het
zijn bittre zin: bestaan.
95
|
|
|