|
Nocturnes voor mijn vrouw
I
Wat had het al voor zin. Na zoveel jaren
van strijd ziet men terug en vraagt: wat waren
de dromen waard die men heeft nagejaagd;
gloed van gedachten, hoop en angst en schande
werden gelijklijk nederlaag en weggevaagd:
dezelfde stenen stilt omringt ons aller branden.
Delven wij allen eens ditzelfde onderspit?
Delfden wij dit - gravende waar wij stonden...?
’t Is goed. Voltooien wij de rit.
Ik vroeg niet meer. Zichzelf zijn. Ongeschonden.
77
|
|
|