|
Ik ben mijzelve God en godlijk zelfbeweger,
ik die bewogen word gelijk een buigzaam riet;
ik die gewogen word, ben zelve aller weger;
ik die een huurling ben, ben ook Zijn laatste leger;
ik ben ’t verloren woord, en het volkomen lied, –
dit alles ben ik,
’t Is al gelijklijk smaad:
roof, dienst, onvrijheid, ontrouw –
tóch ontrouw aan mijzelf: verraad
de schoonste droom; berouw
de schoonste daad;
knechtschap
mijn schoonste trots en vrijheid.
o ziel
u zijn
u zijn
die reeds zo vrij zijt
53
|
|
|