|
O Heilig Hart
o Heilig Hart der wereld, klein, vergeten
en hevig Hart, hoe zoet is t, neergezeten
te zijn bij U, U, zon en bron, nabij.
Uit U ontloken
al vormen, al veelvoudigheid van t onveelvoudig Zijn.
Vergeten hart, warm hart,
hoe wordt uw warme arme zij
te schoon, te schoon doorstoken.
Uw schaamle beeltnis hier bezeert
mij met een vreemde, onbenaambre pijn.
Dat dit misschapene het helder zijn
der aarde niet onteert,
en uwe eenzaamheid,
o Heilig Hart, niet deert.
o Gij
Gij volgt in diepe rust, bedwonge in aller dingen gang,
uw onaanrandbaar plan en kent geen dwang.
U doet niets pijn,
niets toornen hoon noch val,
noch uw vergeefs verbloeden.
Warm hart dat wacht, en t al
het boze en goede
in eendre rust omvangt
en blijft behoeden.
13
|
|
|