lijst van werken
vorige bladzijde



- 4 -

volgende bladzijde Hij niet en is er niet voor Hem. Déze weg prediken was zijn opdracht. Daarom behoren zij essentieel, onlosmakelijk, tot zijn heilsplan, tot zijn heilswil, zijn heils-"strategie".
    Als Jezus echter voor de mens een nieuwe aarde begeert (wat zou zijn liefde anders begeren), dan bedoelde Hij uiteraard niet enkel de nieuwe aarde (en hemel) van de eindtijd: "de voleinding van de geschiedenis (van Christus en wereld) in God, die dan in zijn heerlijkheid onmiddellijk openbaar geworden zal zijn": "de onthulde onherroepelijkheid van de manifest geworden slotsom van zijn heils- en wereldgeschiedenis" 1), "de voltooiing van mensheid en wereld door en over de geschiedenis heen" (Velthoven, pg. 49). Als Jezus de gefolterde mens geen ander uitzicht had te bieden dan de nieuwe aarde van de eindtijd, als dit geloof onze hoop en liefde moest in stand houden, dan zou Jezus' woord het meest gruwzame, meest wrede, groteske heilswoord zijn ooit tot de mens gesproken. Maar Jezus sprak doorlopend over een nieuwe aarde hier en nu. En dan niet van een nieuwe aarde die, in haar onvermijdelijk-onvolmaakte goedheid (en schoonheid) een verre voorafbeelding zou zijn van de heerlijkheid van de eindtijd en aan die voorafbeelding haar betekenis zou ontlenen. De heerlijkheid van de eindtijd verschilt even fundamenteel van de nieuwe aarde die wij hier en nu geroepen zijn te realiseren als de Schepping in de morgenstond der tijden verschilde van de baaierd die eraan voorafging. Zoals er geen voorafbeelding van de morgenstond der aarde herkenbaar was in de baaierd die eraan voorafging, zo is ook in de nieuwe aarde die Jezus de mens opdroeg tot stand te brengen geen afglans of voorafbeelding herkenbaar van de Nieuwe schepping die God Zíchzélf heeft voorbehouden te grondvesten. Wat heeft een voorafbeelding voor betekenis, wanneer wij aan datgene waarvan het voorafbeelding is hoegenaamd geen inhoud kunnen verbinden, en het niet alleen onkenbaar, maar voor ons ook onbereikbaar blijft? 2) Heeft het deze zin, dat we met het geloof in de heerlijkheid van de eindtijd het vernederend hier en nu kunnen doorstaan "in geduldig verwachten als deelname aan het kruis van Christus" of dat de zekerheid van de uiteindelijke triomf van de hemel datgene is "waarvan de pelgrim leeft"? 3) en kan, minstens met evenveel recht, zeggen dat het heden en hier als voorafbeelding van de uiteindelijke heerlijkheid en zegepraal ons bij voortduring bedreigt met een devaluatie van het hier en nu, een voorbarig zich verzoenen met wat we zijn, een voorbarig aanvaarden van onszelf, een desactiveren van onze wil en een ondermijnen van onze verantwoordelijkheid. Nog als ons leven niet meer is dan een steriel, zelfgenoegzaam, braaf bourgeois-formalisme kan het omhangen worden met de gcwijde glans van de "christelijke" vertroosting (en geruststelling) dat we slechts voorafbeelding zijn, een zwakke volgende bladzijde


1) zoals men lezen kan in Klein Theologisch woordenboek (Karl Rahner en Herbert Vorgrimler), Hilversum, 1965, p.293-94.
2) Wat weten we van hetgeen God uitwerkt in het innerlijk van de heilige mens voor wie God inderdaad "alles" is; niets concreets daaromtrent kunnen we afleiden uit (of voorafgebeeld zien in) de beminnenswaardigheid en goedheid van zijn werken; de heilige grond van de ziel, waar hij met God en God met hem verkeert, blijft ons ook in zijn werken geheel verborgen, onmededeelbaar, onmedegedeeld. Zijn betekenis voor ons is niet dat niet-gekende, maar zijn verschijning naar buiten, de voorbeeldigheid van zijn woord en leven, de kenbare mens. De mens als voorbeeldig, en niet de kenbare mens als afglans van iets waaromtrent wij hoogstens een weinig vermoedend weten bezitten. Met zijn werken blijft de heilige met ons verbonden, die kunnen we herkennen in hun schone goedheid; maar konden wij zijn innerlijk leven peilen, lag zijn innerlijk leven voor ons bloot, dan zouden we meteen beseffen dat over zijn kenbare werken nauwelijks kan gezegd worden dat ze voorafbeelding waren, maar ook – verlamd – dat dit ons totaal vreemd is. Zo weten wij ook niets van wat God uitwerkt als Hij alle dingen nieuw maakt en er waarlijk sprake zal zijn van een Nieuwe Schepping. Wij kunnen dit komende alleen geloven, met diezelfde volstrekte onwetendheid geloven als de baaierd, zo deze kon geloven, zou geloven dat de morgenstond der aarde in haar wordt voorbereid.
3) ik onderstreep; idem p. 108















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 24-02-2010 Copyright © 2014 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 05-10-2014