lijst van werken
vorige bladzijde



    26. Jezus is elke machtswil vreemd. In Hem vonden machtsvorming en machtsstrijd als voorbereiding van een nieuwe aarde hun definitief einde. Hij heeft de wapenrusting der wereld afgelegd. Onbeschermd betreedt Hij de wereld. Buiten zijn woord heeft Hij niets te verdedigen en de mens, die zijn woord aanvaardt, moet het in vrijheid aanvaarden. De weigering macht te worden, d. w. z. iets anders te zijn dan gezag ("invloed van het goede op de intellectuele wil van de mens") is tevens Jezus' vrijheid: de vrijheid van zijn woord, de vrijheid van zijn handelen, zijn vrijheid tegenover de machtigen en niet-machtigen, tegenover hen die Hem volgen en hen die Hem vervolgen. Alle consequenties van deze weigering en van deze vrijheid worden door deze kwetsbare en integere mens aanvaard. Zijn enige wapen is zijn onbevreesde inzet, en deze is totaal. Hij heeft geen andere opdracht dan het Hem toevertrouwde heilswoord van de Vader onverdeeld kenbaar te maken – temidden van een overmacht van tegenkrachten.

    27. Wat behelst dit woord? Een boodschap van liefde, deernis en verzoening? Ongetwijfeld. Maar het is geen in zijn vage algemeenheid naar alle zijden wendbaar (: naar alle zijden vrijblijvend) woord. Men kan er niet naar eigen goeddunken zingevend mee omspringen. Het is door Jezus ondubbelzinnig gepreciseerd. Men berooft zijn boodschap van haar inhoud, men ont-mant zijn woord, men doemt het tot onvruchtbaarheid, wanneer men de zeer concrete preciseringen van zijn boodschap van liefde en verzoening, de door Hem onmiddellijk eraan verbonden "praxis" verdoezelt, opbergt achter institutionele voorschriften, of uit het concrete hier en nu van zijn bestaan bant als een zaak van later zorg. Het zijn juist deze preciseringen die de gestalte van zijn boodschap zijn, die datgene formuleren, waarom het bij Jezus gaat, en waarom het gaat, niet later maar hier en nu als men Hém, Zijn liefdeleer, en niet die van een ander, als het woord des levens aanvaardt. Het gaat bij Jezus om de essentie van alles wanneer Hij zijn "bemint elkander” deze boodschap van liefde en deeruis, kenbaar maakt in gedragspatronen (Ik citeer ze uitvoeriger; over de fundamentele ernst van juist deze woorden mag geen misverstand bestaan) als: Verzamel u geen schatten. Men kan niet God dienen en de mammon. Als ge twee kledingstukken hebt, geef er een aan die er geen heeft. Wees niet bezorgd voor de dag van morgen. Bemint elkander. Draagt elkanders lasten. Wat ge de minsten der mijnen hebt gedaan etc. Doe wel en zie niet om (en als ge bidt, doe ook dat in het verborgene en met weinige woorden). Verneder niet uw lichaam noch dat van uw naaste. Kwel hem niet: buit de weerloze niet uit, wat ge niet wilt dat men u aandoet, doe dat ook niet een ander aan. Voor ge u tot de Vader wendt, verzoen u eerst met uw broeder. Als ge alleen goedgezind en goed zijt jegens hen die u genegen zijn, doet ge wat ook de heidenen doen, maar gij, bemint gij ook uw vijanden. Als men u op de ene wang slaat, biedt dan ook de andere aan. Laat het onkruid opgroeien met de tarwe; maak geen onderscheid; oordeel niet; laat uw liefde onverdeeld zijn, dan bemint ge op de wijze waarop ook uw Vader in de hemel bemint die zijn zonlicht laat opgaan over goeden en bozen. Het geknakte riet moogt ge niet breken en het smeulende vuur niet doven. De Mensenzoon is gekomen niet om gediend te worden, maar om te dienen. Zegt aan de dochters van Sion: "Zie, uw koning komt tot u zachtmoedig, en zittend op een ezel, het jong van een lastdier". Komt ook gij zo: de meerdere is slechts meester om dienaar te zijn. – Dit alles vindt zijn grootse samenvatting in de woorden van Joannes: "In het bewustzijn dat de Vader Hem alles in handen gegeven had en dat Hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde, legde Hij zijn bevenkleren af, nam een linnen doek en omgordde zich daarmee, en waste de voeten van zijn leerlingen". En toen Hij dit gedaan had, zei Hij: "Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer, en dat doet ge terecht, want dat ben ik. Maar als ik, die uw Heer en Leraar ben, uw voeten gewassen heb, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen: een dienaar staat niet boven zijn heer, noch een gezant boven degene die hem gezonden heeft" (Joann. 5) 1)

    28. Al deze preciseringen, deze "irreële" uitspraken over de gedragspatronen volgende bladzijde


1) dat is wat Richard van st. Viktor noemde: "daalt zij beneden zichzelf"















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 24-02-2010 Copyright © 2014 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 05-10-2014