lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde kennis van de kerkgeschiedenis is al voldoende om te weten wat de avantgarde-bij-uitstek van de ,,strijdende kerk” aan miskenning, soms levenslang, ten deel viel en om iets minder zegezeker in de strijd te staan Die onplezierige historie is bovendien het noodlot van willekeurig welke avantgarde. Het is dan ook allereerst de avantgarde zelf die van meetaf het onvermijdelijke beseft van conflicten als die tussen creativiteit en gevestigde orde, tussen gezag en creativiteit. Het valt dan ook moeilijk te ontkennen dat de verbazing, woede en verontwaardiging over de ontstane spanningen, wrijvingen en tegenstellingen ook een kleinbúrgerlijke kant heeft, een nogal hachelijk aspect bij een creatieve avantgarde. Wat hiervan zij, het is normaal dat de kerkelijke gezagsdrager nooit onmiddellijk aan ingrijpende revisies van het geloofsleven zijn fiat kan geven. Zijn verantwoordelijkheid ten overstaan van de gemeenschap noodzaakt hem de tot dan toe ,,gangbare waarden op even voorzichtige als delicate wijze door nieuwe te vervangen” (kard. Suhard). Men kan niet onbehouwen en agressief op een door tallozen in oprecht geloof aanvaard overgeleverd waarheidsverstaan instormen en het als een onwaarde aan stukken rukken 1) Dat kan men nog minder in een overgangstijd als men zelf weinig meer te bieden heeft dan de eerste provisorische, ten dele nog twijfelachtige en ongewisse uitkomsten van een nog onvoltooide revisie, en denken en handelen zich nog in een onbeslist, experimenteel stadium bevinden. Men kan, al experimenterend etc., een groter klaarheid bereiken maar het tegendeel is geen uitzondering. Men kan daarom als priester niet anderen rücksichtslos betrekken in wat de kans in zich draagt een heilloos avontuur te worden. Eveneens kan het gebeuren, het is verre van denkbeeldig, dat een zogenaamd nieuw verworven inzicht, dat men meende als breekijzer te mogen hanteren, slechts kortstondig zijn houdbaarheid handhaaft en bij de verdere ontwikkeling van de ondernomen revisie als een verworven onwaarde moet worden losgelaten. Dat doet men dan, nemen we aan; maar in een onkritische menigte blijft die onwaarde voortbestaan en haar destructief werk voortzetten. Er is een wantrouwen gewékt, wantrouwen ten aanzien van het overgeleverde geloofsgoed dat zij als dé waarheid beschouwde, een wantrouwen dat niet meer aflaat, omdat zij er geestelijk weerloos tegenover staat. Maar het was niet één geloofswaarheid, het waren vrijwel alle geloofswaarheden die door hen, die boven haar stonden, in een weerloze collectiviteit werden ondermijnd, van haar voetstuk gelicht en totaal anders geïnterpreteerd. Een deel van die collectiviteit zegt dan: ,,we zijn levenslang bedot en bedonderd; mij niet meer gezien”; een ander deel bijt zich vast in het oude vertrouwde en ziet niet meer op of om; en weer een ander deel – eveneens bevreesd voor een onbehuisd bestaan – vlucht in het nieuwe, dat alleen volgende bladzijde


1) woestijn op zijn taak onder de mensen voorbereidde, veel hiervan - van dit


22














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 24-02-2010 Copyright © 2014 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 05-10-2014