|
SLOTWOORD
,,Moed en vuur”
Inderdaad, onze toekomst ,,zal van den moed en het vuur van den enkele en van ons allen nog genoeg vergen.” 1) — Als wij in volk — thans in velerlei anarchisme verwilderd en vernield — opnieuw een verbond willen smeden van goede vaderlanders, d.w.z. van strijders, die wederom en voluit het woord verstaan (en in al zijn consequenties aanvaarden) van den grooten Aquiner, nl. dat het vaderland het medenatuurlijk beginsel is van ons bestaan, dat een onzer eerste levensplichten is, voor het voortbestaan, de glorie en de grootheid van het vaderland op de bres te staan; als wij met dit verbond van strijders, van dienenden, van plichtsgetrouwen, wederom een vòlk willen scheppen (d.i. het als volk herscheppen), een volk dat opnieuw de heilige en onschendbare waarden van het natuurlijke volksleven beleeft, de heiligheid van het recht, de heiligheid van het bloed, de heiligheid van den bodem, de heiligheid van het vaderland, de heiligheid van den staat, de heiligheid van de Dietsche volks- en van de Germaansche volkerengemeenschap, kortom van al die waarden, welke van zoo beslissende beteekenis zijn om onze menschelijke en volksche opdracht te realiseeren, dan, dan voorál, is Huizinga’s woord betreffende hetgeen de toekomst van ons allen vergen zal, volkomen waar; ten overstaan van een vlak achter ons liggend verleden, dat nog altijd een beschamend heden is, beteekent deze wil een totale revolutie volbrengen: geestelijk, politiek, economisch, maatschappelijk, staatkundig, cultureel. Deze wil, temidden van een volk dat zijn opdracht
1) Huizinga: In de Schaduwen van Morgen.
230
|
|