|
STRIJDEN
1
Het veroveren der orde is strijd, avontuur, spanning, gevaar; zoo ook, en nog meer, het leven in en van uit de orde; evenzoo het omringende leven overeenkomstig die orde herscheppen. Rust en vrede moet men bij dit alles niet zoeken. Rust en vrede vindt men buiten dit leven: buiten God, buiten de waarheid, buiten de orde en buiten de menschen. Als wandelende lijken. Of op de vreedzame eilanden van den waanzin.
2
Het bezit eener waarheid resulteert niet in rust, maar in waken, onaflaatbaar op zijn hoede zijn, bidden, strijden, werken. Ook de waarheid - ik zeide het reeds - is een brood dat in het zweet des aanschijns verdiend en genuttigd wordt. Elk waarheidsbezit wordt van aanvang tot einde bedreigd, ondermijnd. Elke waarheid loopt kans, zoodra zij den mensch wordt toevertrouwd, onwaar begrepen, onwaar geleefd, onzuiver bezeten (of misbruikt) te worden d.w.z. zoo niet onwaar geléérd, dan toch ver-leugend gelééfd te worden. Deze kans is geen uitzondering, doch een doorloopend reëel feit. Een waarheid eischt rustelooze contrôle, rustelooze zuivering, rusteloozen afweer, rusteloozen aanval. Zonder dit is de waarheid (ook het Evangelie) even gevaarlijk als de leugen: zij ontaardt er onmiddellijk in.
3
Het leven gedoogt geen rust: noch individueel, noch collectief, noch maatschappelijk, noch godsdienstig. Niet het leven, niet de mensch, niet de orde, niet de waarheid, niet de leugen.
101
|
|