DEMOCRATIE — REVOLUTIE — MASSA


1.

De democratie wantrouwt de waarheid van den zeldzamen wijze; wat zou haar dus anders resten dan te vertrouwen op het goed geluk der tallooze onwijzen (die nu eenmaal de meerderheid vormen).

Voor den wijze is het oordeel aan den geest; voor de democratie der geestloozen is het oordeel aan het getal.

De wijze aanvaardt de verantwoordelijkheid voor de waarheid die hij verdedigt; de democratie verschuift deze naar de meerderheid, d. w. z. in concreto naar niemand. Niet het afzonderlijk individu immers maar eerst de collectiviteit der ,,meerderheid’’ is aan het aanvaarden eener meening als waarheid en norm ,,schuldig’’. Het afzonderlijk individu wascht zijn handen in onschuld, en terecht.

2.

De misdaad der democratie is niet slechts, dat haar beginsel, de gelijkheid van allen, de superioriteit der scheppende persoon­lijkheid loochent. De misdaad der democratie is, dat zij dit loochenen onvermijdelijk omzet in een positieve verachting. Tegen het ,,oor­deel’’ eener meerderheid kan zich geen scheppende intelligentie tot gelding brengen; deze is dan inderdaad onmachtig, en schijnt dan inderdaad belachelijk: d.i. verachtelijk. De misdaad der ,,volksche’’ democratie is haar verachting voor het beste dat een volk kan opbrengen: de scheppende persoonlijkheid, en hetgeen deze aan wijsheid en waarheid vertegenwoordigt. Dit is allereerst een misdrijf aan het volk zelf. Het schakelt de edelste vertegenwoordigers van een volk uit, en het berooft het van hetgeen hetgeen zijn aangeboren adel is: zijn (aangeboren) eerbied voor hetgeen geestelijk, zedelijk en intellectueel voornaam is. volgende pagina


89

























aangemaakt: 01-03-2008 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 19-10-2009