DE MYTHE VAN DEN HOLLANDER 1)
NOGMAALS!

    Een volk karakteriseert men niet naar de trekken die de groote hoop vertoont. Ook dan niet als het die trekken al een paar eeuwen lang zou vertoonen. Met elk ingrijpend, historisch evolueeren, opwaarts of neerwaarts, zijn nu eenmaal stééds eeuwen gemoeid geweest (en dit is wellicht het meest vernederende geheim dat de historie onthult). Maar wat zijn drie eeuwen historie tegenover de tien die eraan voorafgingen en de twintig die nog kunnen volgen Zij behoeven niet meer te zijn dan een onbeteekenend incident. Holland begint niet met zijn compagnieën, zijn regenten, zijn handel; daarmee begon — na een uitputtend verleden van velerlei woelingen — zijn terugtocht, zijn verburgerlijking, zijn verval; een verburgerlijking echter die, op haar beurt, weer eeuwen zou noodig hebben om van de nog voorname, nog groote, nog krachtige allures en trekken van haar aanvang te demoraliseeren tot de leege, verpauperde, platvloersche trekken die, in ons heden, haar einde werden, haar welhaast onvermijdelijk einde! Want geen volk trekt zich ongestraft en zonder onnoemlijke schade uit de wereld-historie op zichzelf, op wat welvaart, terug.
    Minder dan ooit kan men thans ons volk karakteriseeren naar den grooten hoop. De groote hoop is hier, schoon anders genuanceerd, precies zoo verbàsterd, precies zoo ver-burgerlijkt, precies zoo kleìn-burgerlijk liberaal geworden, èn met precies dezelfde overheerschende quasi-deugden en quasi-ondeugden toegerust als volgende bladzijde


1) Ik stel er prijs op hier te verklaren, dat de hoofdzaak van dit artikel lang voor Huizinga’s Nederland’s Geestesmerk geschreven werd. De hoofdzaak van dit ,,contra” werd reeds in 1933 gepubliceerd in het maandschrift Dietbrand.


11

























aangemaakt: 01-03-2008 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 04-01-2013