menschelijk manco van hun persoonlijkheidsbewustzijn, dat hen maar van zeer verre en platonisch (d.i. snel verveeld) belangstelling deed hebben voor de beginselen eener gemeenschapsorde; en meer dan alles verklaart dit menschelijk manco hun vaak hemel-tergend onbegrip ten overstaan van de functie, de hooge waarde van het gemeenschapsleven, hun zorgeloosheid aangaande de eischen die de opbouw eener waarlijk zedelijke gemeenschapsorde stelt, hun diep misverstaan (en daarom ontzet afwijzen) van datgene wat het gemeenschapsbewustzijn, in zijn harden strijd om zich te midden van vaak overmachtige anti-krachten te realiseeren, aan harde consequenties onvermijdelijk meebrengt, en het panisch ,,onderduiken’’ (reeds lang figuurlijk, maar tenslotte ook letterlijk!) der zwakkeren toen die gemeenschapswil daadvaardig en impetueus de heerschende anarchie bestormde.
Geen gekwetst en gegriefd gemeenschapsbewustzijn dwong hen, innerlijk, van binnen uit gedreven, stelling te nemen ten opzichte van den politieken strijd, doch eerst de dreiging dat het rijk der geestelijke vrijheid zijn einde naderde, deed hen stelling nemen, zich rekenschap geven, partij zijn — en toen onvermijdelijk contra-partij. Want niet met den maatstaf der persoonlijke vrijheid kan men het wezen en de goedheid van het politiek gevecht verstaan en beoordeelen, doch slechts met den maatstaf der collectieve vrijheid d.i. der zedelijke en geestelijke zelf-ontplooiing eener gemeenschap, en met een helder besef van de anti-machten en de velerlei anarchie waarop déze zelf-ontplooiing en déze vrijheid in harde gevechten moeten bevóchten worden, kan men den zin en de orde, de zedelijkheid en de waarachtigheid van een politieken strijd benaderen.
Welk een maatstaf is hier de persoonlijke, de geestelijke vrijheid? Zelf slechts de exponent van een onvolgroeid gebleven persoonlijkheidsbewustzijn, is zij een norm die tot de centrale drift, de ziel, het levend beginsel van dien strijd nooit doordrong. En als ten overstaan van dien gehaten strijd plotseling een laat soort gemeenschapszin ontwaakt, dan vermag deze zich enkel te bevestigen
10