Uit: DE WAAG, 7 APRIL 1944, 8e JAARGANG No. 14, bladz. 218-220



Wir trennen das Grosze nicht mehr von dem Furchtbaren. Wir rechnen die guten Dinge zusammen in ihrer Komplexität mit den schlimmsten: wir haben die absurde „Wünschbarkeit” von ehedem überwunden (die das Wachstum des Guten wollte ohne das Wachstum des Bösen —).
Fr. Nietzsche, — Der Wille zur Macht.


Het is — uiteraard — ongemeen vleiend zich telkenmale zoo nadrukkelijk als scherpzinnig en zoo te hooren geprezen; maar aangenamer toch zou het mij zijn als, bijvoorbeeld, ook de evolutie van mijn denken, zij ’t slechts in bescheiden mate, in die scherpzinnigheid mocht blijken te deelen, of als men mij (en hier doel ik op de beschouwing „De Brug tusschen hen en ons” van Boreel de Mauregnault) op wat minder triviale vergissingen en misverstanden betrapte. Scherpzinnigheid toch, welke gepaard gaat met wat men zou kunnen noemen verlate religieuse jeugdcourses of met oordeelen, waaraan minstens toch een luchtje van „leuzen en leugens” niet vreemd blijkt, schijnt mij namelijk niet een zóó vleiend (en verkwikkelijk, en — onverdacht) bezit. Toch is het niet daarom, dat ik hier beproeven wil enkele misverstanden aangaande ’n reeksje misverstanden, door B. d. M. in mijn „Nieuw Levensbewustzijn” gesignaleerd, te corrigeeren. Er stelt zich met zijn beschouwing in het nr. van 17 Maart een essentieeler probleem aan de orde, dan het al-of-niet-acceptabele van eene révérence aan het adres mijner prijzenswaardigheden.
De door B. d. M. gegeven samenvatting van mijn betoog, een samenvatting, waaraan wel enkele essentieele accenten ontbreken, kan hier gevoeglijk buiten beschouwing blijven; bepalen wij ons tot de commentaar en critiek door B. d. M. eraan verbonden. — En laat ik dan maar dadelijk beginnen met wat de schrijver noemt „het kernpunt van mijn bezwaar tegen Brunings betoog”, namelijk de veronderstelling,


1) Het zij mij vergund hier een kleine — ook wel geboden — distancieeringsbeweging t.o.v. Van der Made’s beschouwingen ten uitvoer te brengen, a) Sprekend over de laatste ontwikkeling in mijn politiek denken, wil v. d. M. den niet-meer-religieusen ondergrond van mijn politiek denken, het erkennen van de autonome, hooge en trotsche waarde van het natuurlijk leven als de laatste zeer opmerkenswaardige kentering en winst van mijn „niet-religieuse gedeelte” beschouwd zien. Ik moet hier opmerken, dat ik dit inzicht reeds vele, vele jaren geleden verdedigde: het was zoo te zeggen de (reeds ietwat beruchte) spécialité de la maison Bruning — en al lang vóór den oorlog. b) In verband met diezelfde laatste ontwikkeling spreekt v. d. M. abusievelijk van een evolutie van Dietsch naar Germaansch, doch ook de wil en het recht tot Germaansche zelfbevestiging verdedigde ik reeds vele, vele jaren her: de laatste evolutie voltrok zich elders, nl. van de Dietsche Imperium-gedachte naar de Rijksgedachte. Dat is iets anders! c) Geheel ten onrechte spreekt v. d- M. van „den uit onvermijdelijk katholieken aanleg staatschen denker Bruning.” Het katholieke denken moge dan al neiging vertoonen in politieke aangelegenheid bij voorkeur staatsch te denken, niet elk staatsch denken is daarom „katholiek” gedetermineerd: en mijn staatsche denken had — althans voor de lezers van mijn geschriften — zeer duidelijk en zeer aanwijsbaar een geheel anderen oorsprong. d) Het gedicht „De Vernederde” dateert niet uit den laatsten tijd, gelijk v. d. M. meent te mogen besluiten ondanks het feit, dat het in „Nieuwe Verten” vóór de gedichten van ’41 en ’42 werd geplaatst; het dateert van vele, vele jaren her (en het werd ook vele jaren her reeds gepubliceerd — in „Hier Dinaso!”), en poëtisch sluit het dan ook aan bij de epische gedichten in „Het Verbond” gepubliceerd, e) ...Doch laat ons niet het heele alphabet hier gaan afwerken. Het ware wellicht veiliger geweest, als v. d. M. zich wat méér had bepaald tot den concreten inhoud der besproken boeken en niet, naar aanleiding van die boeken was gaan philosofeeren — over een evolutie, welke klaarblijkelijk zoo weinig aan de feiten eener 25-jarige ontwikkeling kon worden getoetst.

218

















aangemaakt: 26-10-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 28-10-2012