welke de Geallieerden voorbereiden) is het waard, en maakt het tot een onontkoombaren plicht (van eer en geweten), dat wij er ons volledig en onvoorwaardelijk voor inzetten. Het voor het handelen van ons volk beslissende is het antwoord op de vraag: aan welke zijde staan de krachten van het waarachtige en scheppende leven; aan welke zijde die van anarchie en ondergang. En dat de zijde, die wij nationaal-socialisten gekozen hebben, inderdaad het Leven vertegenwoordigt, dát te openbaren is onze allereerste opdracht als wij dit volk veroveren en opnieuw activeeren willen. Wij moeten den afzijdigen en tegenstanders geen geloof vragen waar wij hun geen zekerheden kunnen geven betreffende den definitieven vorm van ons volksbestaan; wij moeten bij hen den wil losslaan, een wil creëeren, — den wil, dien (scheppend-gebleken) toekomstdroom, als het eenig begeerenswaardige en de eenig eervolle taak, te hélpen realiseeren. Voor het scheppen van dien wil is het niet noodig, dat wij den definitieven vorm, waarin die toekomstdroom tenslotte zijn gestalte zal vinden, kunnen vooropstellen; noodig is den inhoud, den geest, de gerichtheid, den wil van onzen toekomstwil te openbaren, met andere woorden: de Germaansche wedergeboorte in heel haar schoone zinrijkheid. Noodig is de begéérte te doen opvlammen. Noodig is, dat men beseffen gaat — aarzelend aanvankelijk, maar steeds indringender — dat òns willen het eenige is dat het willen en streven, het leven (en ook het sterven) waard is. Dan is er geen sprake meer van de vraag: hóe is de uiteindelijke vorm van die toekomst, doch alleen van de mannelijke vastbeslotenheid: méé te doen om dien toekomstwil te doen zegevieren en — hoe ook! — te realiseeren. „Hoe ook”, d.w.z.: in ieder geval zoo schoon en zuiver mogelijk!
En het is ook deze bezieling, deze bezielde wil, die de gelederen doet aaneensluiten en elken rede-twist over termen in een fonkelend verbond als van nul en geener waarde uitwischt...

HENRI BRUNING


1) Weshalve ook de Leider van het V.N.V. in België, Dr. Elias, in zijn rede van 20 Dec. j.l., niet zonder uitdrukkelijk voorbehoud te maken, den term „Germaansche statengemeenschap” bezigde.
















aangemaakt: 22-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-10-2012