landsche volk door... Churchill of Roosevelt! Ik geloof, dat wij de zienswijze van tallooze anti’s — en van hun zienswijze moeten wij ons bij onze propaganda terdege rekenschap geven — niet dichter kunnen benaderen dan door telkens, bij wat er ook bij ons gebeurt, hun reacties te vergelijken met onze eigen reacties als hetzelfde bij hen of van Engelsche zijde zou geschieden en... ons elke diepere bezinning op het huidige wereld-gebeuren vreemd (zelfs vijandig) zou zijn. De groote menigte toch staat nog altijd tegenover den Duitscher als in het begin van dezen oorlog: de Duitscher is voor haar de invaller, de (gehate) overwinnaar, degene die zich mengt in onze interne aangelegenheden en die een deel van ons volk (en dat deel zijn wij, nationaal-socialisten) gebruikt voor zichzelf, voor zijn oorlogsdoeleinden, terwijl dat deel zich gebruiken laat — speculeerend op persoonlijk gewin, en voor die speculatie zijn trouw aan het overwonnen Vaderland verradend. — Uiterst primitief, onnadenkend, ook nuchter, verbluffend nuchter zelfs, geredeneerd; „verblind” ook, kan men gevoegelijk zeggen als men „primitief”, onnadenkend” en „nuchter” bij elkaar optelt; doch ook geredeneerd met een paroxisme van haat somwijlen jegens die verachtelijke volksgenooten, die „met den vijand „heulen”-. Voor deze verbeten onmondigen nu is het feit, dat wij — deel van een eertijds „souverein” volk — een leiderschap aanvaarden uit de handen van den vertegenwoordiger van een vreemde, „met ons in oorlog zijnde” Mogendheid, een laatste verraad, het prijsgeven van elke zelfstandigheid, de openlijke bevestiging van eigen vasaliteit.
Laten wij deze verstarde afzijdigen hier rusten, en keeren wij terug tot het probleem der terminologie: de termen door de strijders voor een nieuw Europa gebezigd wanneer zij onze toekomstige verhouding tot het Rijk willen preciseeren. — Ik geloof, dat het onjuist is deze verhouding vast te leggen in (staatkundige) „termen”; ik geloof, dat wij juister doen, doorloopend en steeds nauwkeuriger den geest te preciseeren waaraan de toekomst, ook staatkundig, gestalte moet geven, dien geest waarvoor wij strijden en op de bres staan. En vervolgens moeten wij — voor het forum en geargumenteerd — ons vertrouwen fundeeren, dat de toekomst inderdaad overeenkomstig dien géést gestalte zal krijgen, en aldus duidelijk en onweerstaanbaar aantoonen dat ons vertrouwen geen blind, doch integendeel een zeer concreet en reëel vertrouwen is, en een helderziende en strijdbare wil bovendien. Niet alleen zal dan blijken hoe dicht degenen die voor een nieuw Europa strijden, doch die zich door een bepaalde terminologische voorkeur vaak zoo snel en diep gescheiden wanen, in werkelijkheid bij elkaar staan, maar ook schijnt mij dit hèt middel om degenen

















aangemaakt: 22-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-10-2012