lachje — op volgen: het komt er echter niet op aan of een volk groot is, maar of het jong is. Jong echter zijn de volken, die zich wijden aan den opbouw van een nieuw Europa. Hij gewaagde ook van de verhouding Duitschland—Noorwegen. Natuurlijk waren er vele wenschen, doch daarover te spreken achtte hij niet noodig. Hij wilde besluiten (en hij besloot dan ook) met de woorden: Es lebe das Leben.

Den volgenden dag, Zaterdag, had er des morgens om 10 uur een Festsitzung plaats in het Deutsche Nationaltheater, een gebouw welks interieur u onwillekeurig Nietzsche’s woorden over de Duitschers te binnen brengt: „Es ist etwas in ihnen, das hellenisch sein könnte (Winckelmann, Goethe, Mozart)”. De begroetingsrede werd uit gesproken door Ministerialdirigent W. Haegert van het Reichspropagandaministerium. Na hem sprak de dichter en strijder aan het Oostfront Bruno Brehm, wiens feestrede getiteld was. „Unser Kampf im Osten, Sinn und Sendung."Hij kende Rusland reeds uit den vorigen oorlog, en hij had dit land en dit volk liefgekregen. Het bolsjewisme heeft dit land en dit volk vernield; het heeft zich onmachtig bewezen tot eenigerlei opbouw. Achter de bolsjewistische facade, den „luister” van een uiterlijken schijn grijnst een nihilistische chaos. Er rest thans maar één keus: ofwel Europa wordt bolsjewistisch, of Rusland wordt Europeesch. Daar het tot dit laatste uit zichzelf niet bij machte is, moet het daartoe gedwongen worden. Dit is de „Sinn und Sendung” van den huidigen „Kampf im Osten”.
Des middags arriveerde in „Haus Elephant”, het centrum van het Dichtertreffen, Reichsminister Dr. Goebbels. In tegenwoordigheid van Reichsstatthalter und Gauleiter Fritz Sauckel, Staatsrat Hanns Johst en talrijke vertegenwoordigers van partij, staat en weermacht had hij in de Falken-Galerie van het slot Weimar de „Jahresschau des deutschen Schrifttums” geopend. Bij deze gelegenheid werd hem een eeregeschenk aangeboden: zijn tot een boek vereenigde politieke artikelen, in den loop van het jaar gepubliceerd, in de „Völkischer Beobachter” en het weekblad „Das Reich”.
Den volgenden ochtend vond de opening plaats der „Kriegsbuchwoche 1941”. Fritz Sauckel begroette de duizenden aanwezigen. Hanns Johst hield een rede, waarin hij o.a. een indringende parallel trok tusschen de beide boeken, die elk een periode van historische beteekenis zouden beheerschen: Das Kapital van Marx en Mein Kampf van Adolf Hitler.
Een boek, met daarvoor een uit de schede getrokken zwaard, het geheel omkranst met eikenbladeren, vormde het expressieve embleem van de Kriegsbuchwoche dat, hoog op het podium aangebracht, geheel de zaal beheerschte. Op de treden van het amphitheatersgewijze gebouwde podium stonden de vertegenwoordigers van de verschillende wapens van het Duitsche leger met hun vaandels roerloos opgesteld. Een zinvol en aangrijpend beeld van de diepe verbondenheid van woord en zwaard, van denken en handelen. Ditzelfde beeld vertoonde ook de zaal, met haar vele schrijvers en honderden militairen. En diezelfde gedachte werkte ook Dr Goebbels uit nadat hij, onder langdurig applaus, het podium betreden had. Hij demonstreerde deze verbondenheid met een aantal cijfers, die overduidelijk bewezen hoezeer de huidige strijd verstaan werd als een strijd van wapen en woord, van daad en bezinning d.i. van levend cultureel bewustzijn.
Des namiddags vond wederom een thee plaats, waarop de dichters uit binnen- en buitenland en vele Duitsche uitgevers en militairen aanwezig waren. De zaal was stampvol en ik behoorde, tot degenen, die geen zitplaats meer hadden kunnen bemachtigen en dus na de toespraak van Hans Hagemeyer over „Sinn und Zweck der Buchwoche. 1941” vertrokken. Ik…. om in de boekwinkels wat rond te snuffelen, gewapend met een lijstje van werken, waarnaar ik hier vergeefs had gevraagd. Ze bleken inderdaad alle uitverkocht — hoewel het meerendeel der gezochte boeken eerst onlangs verschenen was— en dit is geenszins verwonderlijk, want de win-

















aangemaakt: 31-01-2015 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 01-02-2015