vader aller dingen zijn, de mildheid blijft toch aller dingen moeder.
Ook de volgende spreker, Moritz Jahn, beroerde dit laatste thema toen hij sprak over de ophanden toenadering der Europeesche volken en de noodzaak, dat de verschillende volken elkander leiden. Duitschland, zoo vervolgde Jahn, had, steeds opengestaan voor het vreemde, gedreven als het werd door zijn hartstocht van het willen begrijpen en het tot zijn recht laten komen van het vreemde. Voor alles geldt echter de plicht, datgene te bevorderen wat tot ons wezen behoort, en onze liefde zal steeds uitgaan naar dengene, die het zich moeilijk maakt. De dichter kan nu eenmaal geen gemakzuchtig mensch zijn. Dichtkunst en strijd (krachten die in strijd gewikkeld zijn) zijn één. Niets is noodlottiger dan rust. Het „heldische” vorme de bezieling der nieuwe dichtkunst, maar naast het heldendom van de daad zal ook het heldendom der schoone goedheid moeten staan.

Des middags werd den gasten (een honderdtal, waaronder een dertigtal uit het buitenland: Italië, Spanje, Frankrijk, Finland, Roemenië, Vlaanderen, Nederland) door den leider der Abteilung Schrifttum im Reichsministerium für Volksaufklarung und Propaganda een thee aangeboden op het slot Tiefurt.Daar ontmoette ik ook de gasten uit de Nederlanden, den dichter Sybesma uit het hooge Noorden en Vercnocke en De Pillecyn uit Vlaanderen. Op het slot Tiefurt — een fraai en stemmingsvol kasteeltje te midden van een prachtig park waar Goethe vaak dwaalde — werden wij gekiekt, gefilmd, gelaafd en toegesproken (over het historische oord waar wij toefden).
Om acht uur vereenigden zich de gasten in het Wittumspalais van de hertogin Anna Amalia von Sachsen—Weimar. In een stemmingsvol vertrek, enkel door kaarsen verlicht, speelde het strijkkwartet der Weimarischen Staatskapelle — voortreffelijk en terecht ten zeerste toegejuicht — werken van Mozart, Gluck, Schubert e.a. De zangeres Grete Welz, op het clavecimbel begeleid door Elisabeth Hänsgen, bracht eenige liederen ten gehoore, terwijl Elisabeth Hänsgen nog enkele stukken op het clavecimbel ten gehoore bracht. Alles zeer schoon en zeer ontroerend.
Om tien uur verzamelden de gasten zich aan een maaltijd, die, toen eenmaal de toespraken loskwamen, zeer aangrijpende momenten bood. Als een der eersten sprak de Vlaming De Pillecyn, en hij sprak recht uit het hart, doch hoe daarna de volgorde was zou ik bij geen benadering meer kunnen zeggen. Bruno Brehm voerde het woord en hij sprak ook eenige woorden tot en over Hans Carossa, en Carossa, met zijn rustig gezicht en zijn gevoelige donkere oogen uit zijn zetel oprijzende, antwoordde en….. ontzenuwde Felix Augustin, want instede van een specimen te zijn van het soort dat dezen tijd als een fatum aanvaardt (d.w.z. zooveel als doenlijk over zijn kant laat gaan) bleek Carossa er actief en begeesterd midden in te staan. Maar het aangrijpendst moment was wel, toen de Franschman Chardonne — in een gedragen en bijna rhythmische voordracht — sprak over het groote historische twistgesprek tusschen de volken van Duitschland en Frankrijk, een twistgesprek, dat thans definitief beëindigd is en bij welks einde Frankrijk bekennen moet, dat het staat of.valt met het Duitschland van Adolf Hitler. Deze bekentenis, deze geloofsbelijdenis, door een Franschman uitgesproken, met een accent, dat het accent was van het wetend hart en het geloovend verstand, uitgesproken op Duitschen bodem, werd onder doodsche stilte aangehoord. — Er sprak ook een Fin, en aan het slot wipte het kwieke en sympathieke Noortje — Bjoergen, als ik het wel heb — overeind en deze herdacht in vreugdevolle en dankbare herinnering de Dichterfahrt, die de buitenlandsche gasten gedurende de maand October door Duitschland hadden gemaakt. Tenslotte sprak hij als vertegenwoordiger van een kleine natie en daarom, gelijk hij zeide, na dat de vertegenwoordigers der groote naties het woord hadden gevoerd. Doch onmiddellijk liet hij er — met een laconiek glim-
682

















aangemaakt: 31-01-2015 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 01-02-2015