kotste en het evenwicht verloor. En dan het branden van die vernedering. De Eenzame (de vader) weet wat het voor mij zijn moet en doet het tóch. En ik die dacht dat ik onaanvechtbaarder was dan de Godheid .... — Ik had eenzaamheid noodig. Na een hoek van ons salon geprobeerd te hebben ben ik zwaar beladen naar het stadspark gewandeld, naar het gebied van de Dorre Bladeren en toen het donker werd ben ik op een bank gaan zitten. Ik duizelde en wist niet wie ik eerst gehoor verleenen zou van die om mij stonden. Ik sloeg een smeekenden blik op de hoop, maar die kon geen woord uitbrengen. Het was de smart die begon, met eenvoud en een diepe stem. Daarop liet de schaamte haar gestotter hooren en eindelijk werd alles overstemd door het ijselijk gegil van de woede”. Dan volgt het meesterlijke hoofdstuk, waarin de ongelukkige grootvader een brief schrijft (en omwerkt!) aan den zelfgenoegzamen, eindelijk weer (door scheiding, zaken en religie) „zichzelf” geworden vader, met het verzoek. Jantje nog eens naar Vlaanderen te zenden. Doch er volgt geen antwoord.
    De moeder kan het niet meer uithouden en op een dag reist zij terug naar Polen. Het vrijbuitertje is dan, gelijk gezegd, verminkt tot een getemd en biddend jongeheertje. Zij vlucht met hem terug naar Vlaanderen, waar hij weer „thuis” is, bij „de zijnen”: „En op zijn versmald gelaat kwam een glimlach als van een die het allemaal begrijpt en die weer meedoet, de glimlach van een scheepsjongen van de ,,Revolution” — De vader kan niets meer ondernemen, want onmiddellijk na de vlucht van de moeder met het kind breekt de oorlog uit tusschen Duitschland en Polen, en dan lezen wij dit prachtig en ontroerend slot (de grootvader is hier aan het woord in een brief aan Walter, zijn zoon): „Het is onzinnig, maar nu die jongen weer onder de zwarte vlag vaart verwijl ik meer bij den Eenzame en bij die oude vrouw dan bij ons aan boord. Neen, wij zijn geen kapers maar figuranten, geschikt voor het tooneel maar niet voor de hooge zee, geen kerels uit één stuk die den gevelden tegenstander kunnen aanstaren tot ook de hoop in hem verwelkt. Want geen onzer kan deze overwinning beter dragen dan voorheen onze nederlaag. En toch mochten wij niet goedvinden dat onze scheepsjongen, die beloofde een echte zeebonk te zullen worden, in Polen vastgehouden werd als een levend attribuut van een schrikbewind, dat hij daar bepredikt en bewierookt werd tot volkomen onnoozelheid. Want dan behoorde meteen onze schuit voor afbraak van de hand gedaan. — Welkom aan boord, Walter. Zoek maar even in ’t kombuis, daar vindt je nog wel iets. Je bent precies op tijd weer thuis want de verhongerde wolf is uit het woud gebroken en loopt het land af. Wat de andere sekten doen is hier niet bekend, doch de Christenheid zendt hare beste gebeden ten hemel en onze Paus wordt voortdurend buiten gebracht en dan weer binnengedragen. Maar, hoog boven al dat gemompel uit, doet het Gouden Kalf, op zijn rots in de Noordzee, den hoorn schallen en roept zijn aandeelhouders ten strijde op. De eerste maten heeft Mars al gedanst en wel in Polen zooals je weet, en het zou dan ook best kunnen dat de Eenzame, die dan toch het geloof teruggevonden heeft, in het tijdig ontvoeren van zijn kind een vingerwijzing van God zal gaan zien. - - Blijf voorloopig bij ons, kerel. Je bent hier betrekkelijk veilig en door onze patrijspoorten kan je af en toe een kijk nemen op het komend gedonder. En als het wraakroepend geweld, dat over Europa ontketend is, bedaren zal, als de strijd tusschen honger en overvloed zal uitgestreden zijn, als de bidders zullen zwijgen en de schaamte ontluiken zal, dan, zegt men, zal ons uit het Oosten een nieuwe geest tegenwaaien, de lang verbeide geest van begrijpen en verbroedering. Dan zullen veel dingen mogelijk zijn en dan kan ook de Leeuwentemmer gerust worden toevertrouwd aan den Eenzame en aan de oude vrouw, want van haat, wraak čn vergelding zal dan in het zand der aarde geen spoor meer te bekennen zijn. Zoo ten minste luidt de Nieuwe Boodschap.”

HENRI BRUNING
















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 21-03-2012