Inderdaad, bij een revolutie gaat het allereerst om keurploegen om het verzamelen van de besten uit alle standen van een volk. Niét om de massa. *) Allereerst de massa veroveren is slechts mogelijk met een compromis, met vele compromissen. Doch het compromis, dat alleen uiterlijk maar wat opkalefatert, dat hier een waterverfje en daar een stopverfje over de verrotting heensmeert, vervreemdt, verwijdert, verdrijft juist de besten. Wordt de massa veroverd, de besten worden juist afgestooten, en niet alleen afgestooten, ook uitgestooten: verdreven en verdrongen door de volksmisleiders, de politieke charlatans en baantjesjagers die de massa naar den mond praten, die de waarheid, het scheppend beginsel, steeds onherkenbaarder verminken, en daarmee tot steeds grooter onvruchtbaarheid doemen. Dat is — niet het realisme — maar de bittere realiteit van het compromis en de massa.

     Alleen doelbewuste minderheden vormen dien kleinen, harden slingersteen, welke het voorhoofd van den vijand in het midden treffen gaat. Immers, zijn deze besten eenmaal verzameld, en daardoor macht — niet quantitatief, maar qualitatief — dan komt de rest, de massa, vanzelf. De massa loopt mee, zooals zij met alles, dat éénmaal een beetje macht wordt, meeloopt. Ook aldus wordt tenslotte de massa veroverd, doch met dit verschil, dat thans de waarheid, het scheppend beginsel, over die massa heerscht, terwijl in het andere geval de massa, met haar gewetenlooze misleiders, over het scheppend beginsel heerscht, d.w.z.: het tot den grond toe vernielt.

     Nationale, politieke en moreele omwentelingen voorbereiden en verwerkelijken is niet de arbeid (het bittere en gelukkige voorrecht) der massa, het is de arbeid van strijdbare, geestelijk en moreel gerichte, geestelijk en moreel gedisciplineerde, revolutionnaire en trotsche, ja trótsche keurploegen: stoot-ploegen: van minderheden, die voorloopig elk succes, elk al of niet van tel zijn in het bizarre rumoer om hen heen verachten: met hart en ziel verachten. „Een waarheid”, heeft Mussolini eens prachtig gezegd, „is slechts zooveel waard als degenen die haar vertegenwoordigen”, d.w.z. niets, als de massa haar souverein vertegenwoordigt, doch alles, als een ijzersterke wil, als de wil en de moed der besten van een volk voor haar op de bres staan. En Mazzini zeide eens: „Het geheim van de macht ligt in den wil”. Het macht worden der waarheid is slechts afhankelijk van den wil van hen die haar vertegenwoordigen.


     GELOOVEN in de massa is gelooven in dat eenige waarin men nu juist niet, en nooit, moet gelooven, óók niet, als zij achter u staat. Men moet niet in de massa gelooven, omdat zij noch in zichzelf, noch in haar „strijd”, noch in een persoon, noch in een waarheid gelooft; ja, als het er op aankomt, gelooft zij nog niet eens in de désastreuse werkelijkheid waarvan zijzelf tastbaar en dagelijks de dupe is. De massa gelooft enkel in feiten, d.w.z. enkel in feiten die haar aangenaam zijn, die het haar mogelijk maken elken bitteren ernst te vergeten. De massa is de onmondige, de eeuwig onmondige, de eeuwig weerlooze en daarom de eeuwig optimistische, en daarom de eeuwig.... onbruikbare. Zij vergeet (verraadt) datgene waarvoor zij strijdt,


*) Ik ben de geestesverbijstering mijner dagen hier een kleine explicatie verschuldigd. — De massa behoort niet tot een bepaalden maatschappelijken stand; zij is over alle standen, met een gelijk percentage (laat ons zeggen 80), verdeeld. Men denke vooral niet, dat ik met de élite, die een revolutie verwerkelijkt en het volk moet richten, onze intellectueelen of intellectueeltjes-in-spe bedoel. De huidige „intellectueelen” zijn voor 80 % — ik wil dit hier met aparten nadruk verklaren — niets meer en niets minder dan massa: lieden zonder ruggegraat: lieden zonder één waarachtige liefde, lieden zonder gestalte, „zonder aangezicht”, lieden zonder één waarachtige overtuiging — ook al hebben zij dan, stuk voor stuk, hun bizarre „eigen meening” en achten zij zich deze aan hun standing verplicht. De élite, die een revolutie verwerkelijkt en eenmaal het volk richten zal, wordt gevormd door die kleine minderheid, door die weinigen — over alle standen verdeeld — die het vermogen bezitten levende waarheden te verstaan en voor die waarheden onverdeeld op de bres staan.
     Ook meene men niet, dat de waarheid niet door den niet-intellectueel herkend, verstaan wordt. De waarheid is als elke orde helder, eenvoudig, doorzichtig, ongecompliceerd. Zij is ordening der veelheid. Daarom is zij tegelijk eenvoudig én diep; daarom is zij precies zoo voedsel voor de eenvoudigen van hart en voor den diepzinnigen geest als dit eens (en nog) het Evangelie was. De waarheid — heldere eenvoud en tevens synthese aller tegendeelen — kan door allen worden verstaan, doch zij zal alleen door de eerlijken, de waarlijk moedigen, de waarlijk onzelfzuchtigen gevolgd worden.

„DE WAAG”, 23 JAN. 1941
















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 20-01-2012